Hoe serieus neemt u digitale architectuur?

Het is verwonderlijk dat iets dat zo belangrijk is als digitale architectuur nog altijd zo weinig aandacht krijgt van it-managers, CIO’s en CEO’s. Waarom blijft deze tak van sport toch zo onderbelicht? En, nog belangrijker, hoe zorgen we ervoor dat het de aandacht krijgt die het toekomt? Over deze en andere vraagstukken, spreken we met dr. Daan Rijsenbrij.

Ik ontmoet dé expert bij hem thuis. Voordat we aan mijn lijst met vragen toekomen, stelt Rijsenbrij voor om eerst af te bakenen wat digitale architectuur behelst. “De digitale wereld bestaat uit gedigitaliseerde business services, gedigitaliseerde informatiestromen, applicaties, gegevensverzamelingen en technische infrastructuur”, begint Rijsenbrij. De architectuur in die wereld noemt hij kortheidshalve ‘digitale architectuur’. “De term ‘ict-architectuur’ slaat meestal alleen op applicaties, databases en apparatuur. Dat vind ik te beperkend in het digitale tijdperk. De formele definitie van digitale architectuur boeit mij eerlijk gezegd niet zo. Als architect wil ik dat er binnen een digitaal bouwwerk orde en samenhang is. Zit het een beetje logisch in elkaar? Daarnaast wil ik dat het slim is geconstrueerd, zodat het makkelijk kan worden veranderd. Heel belangrijk vind ik dat de gebruiker een interessante beleving ondervindt. Komt het een beetje plezierig over? Deze drie belangrijke aspecten van architectuur heb ik niet zelf verzonnen, maar vinden hun oorsprong bij de Romeinse bouwmeester Vitruvius.”

Marcus Vitruvius Pollio, die in de eerste eeuw voor Christus leefde, was een Romeins architect. In het enige boek dat van hem overgeleverd is, beschrijft hij onder meer de drie basiswaarden voor architectuur:

  1. het bouwwerk moet stevig en goed geconstrueerd zijn (firmitas)
  2. het moet qua functionaliteit bruikbaar zijn (utilitas)
  3. het moet er mooi uitzien (venustas).

Volgens Rijsenbrij zijn deze ruim 2000 jaar oude waarden bij uitstek van toepassing voor digitale architectuur.

Daan Rijsenbrij

Daan Rijsenbrij

Structuur

Naast architectuur hebben we uiteraard ook te maken met de zaken onder de motorkap. Daar spreekt Rijsenbrij nadrukkelijk over ‘structuur’. “Die structuur bezit ook orde en samenhang en een slimme constructie, maar heeft geen beleving, althans niet voor de business. Neem bijvoorbeeld telefonie. In wezen is het concept van telefoneren anno nu precies hetzelfde als vijftig jaar geleden. We praten met elkaar over een afstand van vele tientallen kilometers terwijl het net is of we naast elkaar zitten. Hoe dat is geïmplementeerd – of dat via een satelliet gaat, of gsm-masten, of via een kabel – dat is allemaal techniek, netjes gestructureerd. Je hoeft er geen verstand van te hebben om een goed telefoongesprek te kunnen voeren. Ik maak dan ook het volgende onderscheid: architectuur is voor de business en het businessgebeuren; structuur is het domein van de techneuten en de engineers.

“Ik vind dat het gebruik van digitale architectuur bij it-intensieve verandertrajecten een vanzelfsprekendheid hoort te zijn. Het is een teken van beschaving. Je gooit het niet bij de mensen neer met de boodschap ‘hier moet je het maar mee doen’. De tijden dat de klant en de medewerker als sluitpost dienen van de it-budgetten lopen, mede door de ontwikkelingen van apps en social media, langzaam maar zeker ten einde. De klant wordt koning in de digitale wereld, een koning die waardig wordt bediend.”

Beheersing

Hoe is het in Nederland gesteld met de digitale architectuur? “Natuurlijk heeft alles een architectuur”, vertelt Rijsenbrij, “want het is door professionals vanuit hun vakdiscipline gebouwd. Het probleem is alleen dat die impliciete architectuur vaak niet is opgeschreven. Door het ontbreken van die beschrijving kun je clashes krijgen die je nooit hebt zien aankomen. Daarvan zijn tal van schrijnende voorbeelden te geven. Als je bijvoorbeeld een grote ERP-implementatie gaat doen, moet je weten welke inherente architectuur er in dat pakket zit. Dat leg je naast je eigen architectuur en dan weet je of het past en zo niet, waar de clashes gaan komen. Doordat dit, vooral bij de overheid, nauwelijks wordt gedaan, kost dat letterlijk honderden miljoenen euro’s.”

Rijsenbrij, die als architectuurauditor bij diverse overheidsprojecten was betrokken, schetst een somber beeld: gebrek aan aandacht voor architectuur leidt tot dramatisch verlopen ict-projecten. “Waarom besteedt de overheid niet meer aandacht aan een volwassen digitale architectuur?”, vraagt hij retorisch. “Architectuur is een atlas voor het topmanagement om grote it-intensieve businessveranderingen te kunnen overzien. Het is een instrument om complexiteit te reduceren. Het fungeert als raamwerk om bouwprojecten te beheersen. Ten slotte is het een communicatiemiddel om de neuzen dezelfde kant op te krijgen en te houden. Automatiseren zonder architectuur is als rommelen in het duister.”

Speer

Helaas neemt de overheid de koppositie in als het gaat om mislukte ict-projecten. Het meest beruchte ict-programma is Speer (Strategic process and enabled reengineering). De Algemene Rekenkamer becijferde ruim een jaar geleden dat dit project het ministerie van Defensie toen al een slordige 900 miljoen euro had gekost, bijna het dubbele van wat was begroot. Bedoeling is dat alle krijgsmachtdelen overstappen op SAP. Vooralsnog lijkt het einde van dit project, dat in het jaar 2000 werd aanbesteed, niet in zicht. Volgens Rijsenbrij wordt het miljard zonder twijfel ook nog gehaald. Hij wijt het falen van dit project aan gebrek aan een volwassen architectuur. Ten eerste van het SAP-pakket en ten tweede van de eigen architectuur.

 

Niet stoer

Rijsenbrij moet erkennen dat digitale architecturen in Nederland over de hele linie nog niet zo volwassen zijn geïmplementeerd dat ICT op een verantwoorde manier kan worden gebouwd en onderhouden. “Er is maar een handjevol bedrijven die in mijn ogen aardig in de richting zitten, zoals in de industriële wereld een Shell, een Philips en een DSM. Banken en verzekeraars zijn al goed op weg, maar de overheid heeft nog veel huiswerk te doen. Bij veel CIO’s en it-managers blijkt architectuur nog niet echt geland. Dat komt volgens mij omdat het niet als een stoer onderwerp wordt ervaren, zoals grote in het zicht lopende transformaties en het vechten tegen cybercrime. Je krijgt voor een volwassen architectuur nog niet veel applaus. Het echte knelpunt zit bij het gebrek aan erkenning van het belang van digitale architectuur, met name bij de opdrachtgevers en de business. Voor alle duidelijkheid: architectuur is een hulpmiddel en geen doel op zich. Desondanks moet het de plek krijgen die het toekomt. Misschien krijg je dat voor elkaar als je nadrukkelijker naar die beleving gaat toewerken. Maar zolang burgers en klanten accepteren dat zij een weinig intuïtieve en knullige interface voorgeschoteld krijgen, waar je nauwelijks doorheen kunt navigeren, zal dit niet snel veranderen. Ik kom bij grote bedrijven die nog steeds wereldwijd werken met tientallen CRM-systemen. Daar kun je toch nooit consolideren? Of een multinational die weliswaar wereldwijd met hetzelfde ERP-systeem werkt, maar dat in ieder land op een geheel andere manier heeft geïmplementeerd. Kortom, er is nog veel te doen. En het begint ermee dat de CIO architectuur serieus neemt. Veel CIO’s zouden er verstandig aan doen hun digitale architectuur eens onafhankelijk tegen het licht te laten houden door een onpartijdige, senior architectuurauditor. En dan bedoel ik niet zo’n auditor die mechanisch een aantal afvinklijstjes afwerkt.”

Visualisatie

De architectuurexpert predikt eenvoud. “Als ik iets aan mijn huis wil laten verbouwen, praat ik met een architect. Dan verwacht ik niet dat hij na een paar weken terugkomt met een rapport van honderd pagina’s waarin allerlei moeilijke dingen staan, zoals over hoe de riolering en de betonnen bewapening zijn ontworpen. In de IT vinden we dat kennelijk de gewoonste zaak ter wereld. We leggen rustig dikke rapporten neer vol met technische knowhow en soms zelfs formules. Engineering heeft formules nodig, architectuur niet.

Je kunt een onderneming visualiseren als de plattegrond van een stad. Vervolgens zoom je in op de diverse business areas als een soort stadswijk. Na deze kaderzettende architecturen kom je terecht bij de ‘solutions’: in de fysieke wereld de gebouwen en in de digitale wereld de business services, de informatiestromen, de apps, et cetera. Deze drie niveaus kunnen eenvoudig met plaatjes in beeld worden gebracht. Cruciaal voor architectuurvisualisaties is dat je ze eenvoudig houdt, laat de dirty details weg en ‘kill your darlings’.

Zonder al teveel tekst moet je aan de hand van plaatjes uitstekend een probleem kunnen laten zien en kun je in die architectuurvisualisaties oplossingsalternatieven schetsen. Als opdrachtgever of businessmanager kun je eenvoudig zien wat het probleem is en welke oplossingen mogelijk zijn, zonder daarbij de achterliggende architectuur of IT te begrijpen. Bij elk oplossingsalternatief kun je noteren wat de kosten zijn en welke verstoring het voor gebruikers veroorzaakt. Dus bijna 100 procent visueel. Daarom zeg ik altijd: ‘Don’t tell me. Show me!’ We moeten toe naar een situatie waarin een businessmanager of een CEO een goed gewogen beslissing kan nemen, zonder dat hij wordt lastiggevallen met allerlei technische details.”

 

Terugsturen

Rijsenbrij vertelt over een gesprek dat hij had met een manager van een grote overheidsorganisatie. Zij vroeg hem om een architectuurplaat aan haar uit te leggen. “Ik vertelde haar dat ik begreep wat er stond, maar dat ik niet de aangewezen persoon was om dit uit te leggen. Wat ik niet begrijp, zei ik haar, is dat jij een architect deze plaat bij jou laat neerleggen, waarvan je uit je ooghoeken al ziet dat je het niet begrijpt, en dat je die architect vervolgens weer de deur uit laat lopen. Je had tegen die architect moeten zeggen: ‘Neem dit maar weer mee en kom na het weekend terug met een plaat die ik wel begrijp.’

“Veel architecten in de digitale wereld kunnen veel beter presteren, maar ze worden zelden op hun vingers getikt als ze onbegrijpelijke architectuurschetsen neerleggen. Het zou een zegen zijn voor de digitale architectuur als opdrachtgevers en businessmanagers meer gaan eisen.”

Scheiding

Ook pleit Rijsenbrij voor een gestroomlijnde, naadloos samenwerkende architectenpopulatie. Daarmee bedoelt de expert dat er architecten zijn die ook echt praten met en serieus worden genomen door de business. “Iemand die innovatief bezig is, want architectuur is een creatief vak. Dus niet iemand die plichtmatig het lijstje van TOGAF (The Open Group Architecture Framework, red.) afloopt. Nee, een echte architect helpt zijn businessman om diens ideeën helder te krijgen. Hij is de regisseur van dit beeldvormingsproces. Tegelijkertijd weet hij of het wensenplaatje bouwbaar is, omdat zijn engineer hem souffleert. De engineer waarschuwt hem wanneer hij iets belooft dat niet haalbaar is.”

Rijsenbrij wil een duidelijke scheiding zien tussen de architect en de engineer. “Dat houdt in dat alleen de architect met de business praat. Uiteraard hebben de architect en de engineer onderling veel contact. De cartoon toont een duidelijke scheiding tussen de opdrachtgever/klant, de architect, de engineer en de bouwer. Er zijn dus in feite drie soorten overleggen:

  1. tussen de architect en de klant
  2. tussen de architecten onderling en met de engineers
  3. tussen de engineer en de bouwer. Dat impliceert tevens dat er drie soorten beschrijvingen/visualisaties horen te zijn, elk met een eigen doel en een eigen notatiewijze.

Een raamwerk als TOGAF of de NORA is slechts bestemd als checklist voor architecten onderling en met hun engineers, beslist niet voor de communicatie met de klant.”

Legosteentjes veelConcepten en bouwblokken

Naast de intermenselijke oplossingsrichtingen, kun je ook aan de technische kant iets doen om de digitale architectuur het zo broodnodige duwtje in de rug te geven. Rijsenbrij: “Je kunt gaan werken met concepten, die je verzamelt in je referentiearchitectuur. Concepten als sjablonen over hoe een user interface eruitziet, hoe een navigatiepad eruitziet of de generieke structuur van een transactieverwerkende applicatie. Dankzij deze concepten kun je efficiënter uniforme doelarchitecturen formuleren. Een andere oplossing is standaard bouwblokken. Er zijn tegenwoordig heel veel standaardbouwblokken, die steeds meer vanuit public clouds leverbaar zijn.

De meest basale vorm van architectuur – wat eigenlijk nauwelijks architectuur mag heten – is een verzameling van dergelijke bouwblokken aan elkaar geplakt met een slim integratiemiddel. Waak wel over de semantische samenhang. We hebben een periode gehad wat ik, een beetje badinerend, ‘knippen en plakken met Microsoft’ noem. Software werd niet meer onder een architectuur of onder een structuur, in elkaar gezet. Tegenwoordig hebben we andere trucs om snel wat in elkaar te zetten, zoals scrum en agile. Dat werkt uitstekend, zolang je het onder architectuur blijft doen. Datzelfde geldt voor bouwblokken. Als je echter snel uit de losse pols wilt scoren, loop je grote kans op problemen bij een ingrijpende verandering.”

Rijsenbrij haalt een groot overheidsproject aan waar de stekker werd uitgetrokken en waardoor volgens een externe accountant ruim 86 miljoen euro werd afgeschreven. Hij was hogelijk verbaasd en als belastingbetaler geërgerd dat daarvan nauwelijks iets kon worden hergebruikt. “Uit zoiets groots komen diverse concepten en bouwblokken voort. Je maakt mij niet wijs dat het allemaal fout was, tenzij het allemaal uit de losse pols is ontworpen. Diepe schande voor de softwareontwikkelaar die daarvoor verantwoordelijk was. Wat het nog erger maakt, is dat zo’n ontwikkelaar ook nog een compenserende nieuwe opdracht kreeg. Zij zouden geen schuld hebben? Ha! Met mijn handen in mijn zakken en mijn ogen dicht, nagel ik ze tegen de muur bij de rechtbank.”

Profiel van de architect

Rijsenbrij constateert dat er onvoldoende volwassen digitale architecten zijn, wat in feite ook geldt voor bekwame engineers. “Een echte architect heeft een zakelijk gevoel voor businessbehoeften, een nuchtere visie op technologie (tegenwicht tegen de waan van de dag), een hoog abstractievermogen (in- en uitzoomen, zonder de stakeholders te vervelen met abstracties), is creatief (in oplossingen, in alternatieven en in de ‘beeldvorming’), heeft een subtiel gevoel voor organisatiecultuur, kan luisteren en presenteren en houdt de menselijke maat in het vizier. Daarnaast moet hij ruggengraat hebben, wat niet hetzelfde is als doordrammen. Een andere formulering voor ruggengraat hebben is dat je apolitiek moet zijn en niet met alle winden meewaait om aardig te worden gevonden door de stakeholders. Het politieke spel is een belangrijke reden waarom men binnen de overheid zo slecht grip krijgt op de it-projecten.”

 

Chanteren

Als cruciaal middel om grip te krijgen op it-projecten bij de overheid, noemt Rijsenbrij transparantie. “Langs de weg zie ik weleens borden waarop staat vermeld dat Rijkswaterstaat een weg ingrijpend renoveert. Alle belangrijke partijen worden daar expliciet genoemd: opdrachtgever, architect, (onder)aannemers en tijdvak waarin de renovatie geschiedt. Dat zou ik van elk it-project van de overheid willen weten . Volledige transparantie over alle betrokkenen en wellicht ook de namen van de auditors. Wat is er op tegen om op een website deze en mogelijk dashboardachtige informatie vrij te geven over een overheidsproject? Als belastingbetalers hebben wij toch het recht om te zien hoe er met publiek geld wordt omgesprongen? Ik denk dat de rol van architect door een dergelijke transparantie minder vrijblijvend zal worden, en geen enkele leverancier is erop uit zijn imago te laten beschadigen. Als je weet dat iedereen kan meekijken met wat je doet, zorg je er wel voor dat je realistisch te werk gaat. Bovendien zullen leveranciers dan vriendelijk bedanken voor de klussen waarvan ze weten dat zij ze eigenlijk niet kunnen realiseren. Je zou dit chantage door transparantie kunnen noemen.”

Droom

In een kanttekening op zijn inaugurele rede aan de Radboud Universiteit in oktober 2004, poneert Rijsenbrij vijf architectuurdromen, waarvan een over de overheid. “Ik droom van een slanke, burgervriendelijke overheid waarbij ik als burger maximaal wordt gefaciliteerd om mijn administratieve en financiële verplichtingen te vervullen, voor mijn kleinkinderen.”

“Die laatste toevoeging maak ik omdat er behalve een volwassen architectuur nogal wat moet gebeuren om dat ideaal te bereiken. Het probleem is hier het transformatietraject, met name de forse hoeveelheid dossiers, oude procedures en vastgeroeste gedragspatronen die moeten worden opgeruimd. De overheid staat een gigantische omwenteling te wachten.”

 

Gerelateerde berichten...