Van data naar betekenis 5.: Groepen monitoren met sensoren

Mirjam Hulsebos portret

Welke werken in een museum of expositie worden het langst bekeken? Waar kijken mensen die naar dat ene schilderij kijken nog meer naar? Hoe bewegen groepen mensen zich door een stad als er een evenement is? En kun je dat gedrag beïnvloeden als een potentieel onveilige situatie ontstaat? Het zijn vragen waar professor Maarten van Steen zich dagelijks mee bezighoudt. Een kijkje in de nabije toekomst.

Van Steen is hoogleraar aan de VU en kartrekker van het Commit-project Very large wireless sensor networks for well-being, kortweg EWiDS. “Een verschrikkelijke naam, niet te onthouden. Vergeet die maar weer en onthoud alleen dat het gaat om het monitoren van gedrag van mensen in de openbare ruimte. Wat we onderzoeken is hoe we dat in kaart kunnen brengen, op zo’n manier dat we daaruit kunnen afleiden of mensen zich prettig voelen of misschien agressief zijn. Het uiteindelijke doel is dat we kunnen voorspellen hoe mensen zich gaan gedragen en dat we situaties als bij de Love Parade in Duisburg kunnen voorkomen, toen mensen letterlijk werden doodgedrukt omdat groepen vanuit twee kanten door dezelfde nauwe doorgang wilden.”

Het is een situatie die hem erg heeft geïnspireerd, maar hij haast zich te zeggen dat het doel van zijn onderzoek niet alleen is gericht op het vergroten van de veiligheid. “Wij bedenken technologische toepassingen. We proberen technologie zo te bundelen dat er als het ware een standaardoplossing ontstaat die bedrijven, overheden en andere organisaties kunnen inzetten in hun praktijk. Of ze die oplossing nu gebruiken om de veiligheid te vergroten, meer te verkopen of om mensen meer locaties te laten ontdekken, dan laten wij aan de markt.”

 

Elektronische badge

Een project dat zijn onderzoeksgroep binnenkort gaat uitvoeren in het kader van EWiDS is een experiment in het Cobra Museum, waarin lessen uit eerdere experimenten worden meegenomen. Alle bezoekers wordt gevraagd of ze een elektronische badge bij zich willen dragen. Het enige wat die badge doet is kijken of er een andere badge in de buurt is. “Omdat we ook de schilderijen een badge geven, kunnen we meten hoeveel bezoekers naar een bepaald schilderij kijken, hoe lang ze kijken en in welke andere schilderijen ze interesse hebben. Uit de patronen die dan ontstaan kun je bezoekersprofielen opmaken,” vertelt Van Steen enthousiast. Er zijn ook apps op je telefoon die iets soortgelijks doen, maar daar kiezen de onderzoekers bij voorkeur niet voor. “De telefoon heeft twee belangrijke nadelen. In de eerste plaats: hij is niet van ons, dus we kunnen niet controleren of mensen de app wel aan hebben. En in de tweede plaats is er het privacy-aspect. De telefoon is te koppelen aan iemand. Nu kun je in de situatie van dit experiment mensen toestemming vragen om ze te volgen, maar we zijn helemaal niet geïnteresseerd in de individuele route die iemand aflegt. We zijn op zoek naar patronen. Zo’n badge of elektronisch ticket is verder anoniem en daarom in deze situatie beter bruikbaar.”

 

Smartphone tracking

In het Cobra Museum gaat het nog om relatief kleine groepen mensen en is veiligheid niet echt in het geding. Dat wordt anders bij festivals, wat dan ook een volgend speerpunt is. Bij festivals met een entreeprijs is het relatief makkelijk om bezoekers een elektronisch ticket te geven. Dat kon nog niet bij het World Living Statues Festival van eind september in de Arnhemse binnenstad. Van Steen vraagt: “Weet je hoeveel mensen in Arnhem wonen? En hoeveel mensen het festival in de relatief kleine binnenstad bezoeken?” Het zijn ongeveer 300.000 bezoekers in een stad van 150.000 inwoners met een klein besloten centrum. Van Steen en zijn collega-onderzoekers gaan het gedrag van bezoekers monitoren aan de hand van smartphones die contact maken met een van de gratis wifi-hotspots. “Hier zitten we dus met het probleem dat we een identificatie hebben, die we helemaal niet willen hebben. We versleutelen die identificatie daarom via one way hashing, zodat het onmogelijk is later een specifieke smartphone weer te kunnen identificeren.” Een ander nadeel is ook dat niet iedereen een telefoon bij zich draagt, en niet iedereen wifi aan heeft staan. “Maar dat kunnen we met eenvoudige tellingen verhelpen. We schatten aan de hand van het daadwerkelijke aantal mensen dat we bijvoorbeeld op camerabeelden tellen en het aantal telefoons dat we in dat gebied detecteren welk percentage van de mensen een smartphone met wifi bij zich heeft.”

De toestelgebonden data die worden versleuteld, zijn voor het doel van het onderzoek maar overbodige rompslomp, want wat Van Steen in kaart wil brengen is hoe de bezoekers zich door de nauwe straatjes van het centrum verplaatsen, waar opstoppingen ontstaan en waar juist ruimte is. Individuele bewegingen vindt hij niet interessant, ook hier gaat het om de patronen. “Op termijn willen we een app maken die aangeeft hoe druk het om jou heen is en die kan waarschuwen dat je beter een andere kant op kunt lopen, omdat je je juist naar de drukte toe beweegt.”

groep mensen met een elektronische badge

Groepen herkennen

Het experiment in Arnhem richt zich behalve op het zien van grote patronen ook op het inzichtelijk maken van gedrag van sociale groepen. “Want je ziet welke telefoons de hele dag bij elkaar in de buurt zijn. Dan is het waarschijnlijk dat de eigenaren van die telefoons bij elkaar horen en samen een dagje uit zijn. Wij willen kijken of we die groepen kunnen classificeren. Bijvoorbeeld in mensen die meer voor de terrasjes komen dan voor de levende beelden, mensen die het combineren met een dagje winkelen en mensen die echt voor het evenement komen. Beter inzicht in het gedrag van deze groepen is interessant voor winkeliers, horecaondernemers en natuurlijk ook voor de organisatie van het festival.”

Van Steen wijst erop dat dit geen rocket science is. “Dat vind ik juist zo aantrekkelijk aan dit onderzoek. De technologie is er feitelijk allemaal al en is ook goedkoop voorhanden. Wel zijn er fundamentele wetenschappelijke vragen met betrekking tot schaalvergroting, maar vooral ook de verwerking van data: die zijn doorgaans incompleet, onnauwkeurig, en bovenal verspreid over een groot draadloos netwerk van sensoren. Wij richten ons verder op het ontwikkelen van toepassingen, want die zijn er eigenlijk nog nauwelijks, terwijl dit soort informatie voor heel veel partijen interessant kan zijn. Of je nu de Efteling bent of een ijsbaan, je kunt je diensten beter afstemmen op bezoekers als je meer inzicht hebt in de omvang en het gedrag van groepen.”

De VU richt zich daarbij op het ontwikkelen van de onderliggende principes, de uitrol laat Van Steen over aan het bedrijfsleven. Hij verwacht veel van innovatieve start-ups. “Vooral omdat de technologie zo goedkoop voorhanden is. Het enige wat die bedrijven hoeven te doen is er een standaarddienst van maken. Of liever gezegd: een paar verschillende standaardoplossingen voor verschillende toepassingen, want er zit veel verschil tussen een afgebakende omgeving of de openbare ruimte,” weet Van Steen, die zijn kennis graag ter beschikking stelt aan de markt. “Dat is immers in toenemende mate onze rol als universiteit.”

 

Emoties afleiden

Van Steen werkt niet alleen met technologieën die vandaag de dag al beschikbaar zijn. Hij kijkt ook verder vooruit en heeft daarbij zijn droom helder op het netvlies. Een droom waar hij in samenwerking met de TU Delft aan werkt. “Dit heeft betrekking op het meten van emoties van groepen mensen. Aan de TU Delft ontwikkelen ze technieken waarmee je kan meten of mensen met elkaar praten en aan de hand daarvan kan identificeren dat bepaalde mensen bij elkaar horen en of ze een ontspannen gesprek voeren of een verhitte discussie. Ook komen er nu in rap tempo wearables op de markt die emoties in kaart kunnen brengen, bijvoorbeeld door het meten van de hartslag. Wat wij op termijn – maar dan praat ik over vijf, zes, zeven jaar – willen, is aan de hand van impliciete metingen voorspellen of de emotie in een groep agressief of rustig is. In Haren hebben we gezien dat een feestsfeer heel snel kan omslaan in een agressieve sfeer. Als je dat kunt voorspellen door de emoties te meten, kun je veel sneller en gerichter optreden.”

Zo ver is het nog niet. En bij het meten van emoties is het nog belangrijker om het privacy-aspect goed te regelen. Van Steen realiseert zich dat daar misschien wel de grootste toegevoegde waarde van een universiteit ligt. “Want nogmaals, veel van de benodigde technologie is er. Het gaat erom die in te bedden op een maatschappelijk verantwoorde manier. Daar werken wij hard aan.”

 

Wat is COMMIT?

COMMIT is een publiek-private onderzoekscommunity die oplossingen ontwikkelt op basis van de nieuwste informatietechnologie, om beter tegemoet te komen aan de uitdagingen waar onze maatschappij voor staat. Eén van die uitdagingen is om gedrag van mensen niet alleen te monitoren, maar ook te voorspellen, zodat je er proactief op kunt reageren. Het Commit-project Very large wireless sensor networks for well-being (EWiDS) onderzoekt de dunne lijn tussen je prettig voelen of gevaar ervaren als je je tussen andere mensen in de openbare ruimte begeeft. Kijk op www.commit-nl.nl voor meer informatie.

 

 

Gerelateerde berichten...