Vergroot de flexibiliteit van je ziekenhuis met digitalisering

Perpetuum mobile met covid-virus flexibiliteit

Zou het niet handig zijn als je met één druk op de knop kunt zien welke materialen zijn ingezet op COVID-19 afdelingen, zodat je daar bij de reiniging rekening mee kunt houden? Zou het niet handig zijn als je planningen geautomatiseerd kunt aanpassen aan de anderhalve meter-economie, waarin je niet meer iedereen tegelijkertijd in de wachtruimte kunt laten? Zo zijn er tientallen voorbeelden te bedenken van flexibiliteit en efficiency die ontstaan door vergaande digitalisering van processen in ziekenhuizen. Wie toekomstige crises beter de baas wil zijn, zal nu moeten doorpakken met digitalisering.

“We zijn jarenlang zwanger geweest van digitale zorg en dat kind kwam met een keizersnee ter wereld”, zegt Lucien Engelen, CEO van Transform.Health en global strategist Digital Health bij het Deloitte Centre for the Edge. “Want alles wat we nu op digitaal gebied zien gebeuren, kon al jaren. We hebben er alleen veel te weinig vaart achter gezet. Nu we die vaart wel maken, moeten we zorgen dat we straks niet weer met z’n allen terugvallen in oud gedrag. We moeten er een wig onder leggen zodat het niet terugrolt.”

Dat is te meer nodig daar de zorg al veel te lang onder grote druk staat. “We hebben natuurlijk al jaren te maken met oplopende personeelstekorten”, zegt Engelen. “Verpleegkundigen keren hun vak de rug toe, omdat ze meer bezig zijn met administratie dan met patiëntenzorg. En de zorgvraag groeit veel sneller dan de capaciteit. Al voor COVID-19 was de druk op het systeem te groot was, maar we konden er nog net omheen zeilen. Dat lukte niet meer toen het virus uitbrak en gaat ook de komende jaren niet meer lukken. Zeker niet omdat er nu een stuwmeer ligt aan achterstallige onderzoeken en behandelingen die moeten worden ingehaald. Als we dit najaar ook nog eens afstevenen op een tweede golf, worden de huidige problemen alleen maar groter.”

Back to basics

Dus moeten we het kind dat met donder en geweld ter wereld is gekomen, zo snel mogelijk laten opgroeien. Dat kan, denkt Engelen, maar dat gebeurt niet vanzelf. Toch kijkt hij als optimist vooral naar de positieve kanten van deze crisis. “We zien nu dat digitale zorg voor veel dingen beter blijkt te werken dan we ooit gedacht hadden en we zien voor welke dingen het niet werkt. Ook dat is winst.”
Artsen zien zelf ook hoe blij patiënten met digitale zorg zijn. Zij willen niet meer terug. Engelen vindt dat logisch: “Patiënten zijn in hun gewone leven natuurlijk al heel lang gewend om dingen digitaal te regelen, of het nu gaat om bankieren of facetimen met familie. En nee, dat is niet alleen gemeengoed onder jongere generaties. Ouderen zijn veel digitaler dan we in de zorg altijd hebben gedacht.”

Een ander positief punt is dat ziekenhuizen ‘back to basics’ gaan. Engelen: “Door de omstandigheden gedwongen kijken ze nu eindelijk naar wat er echt toe doet en wat je onder de noemer onnodige zorg kunt scharen. Moet een diabetes type 1 patiënt die goed is ingesteld op de insuline vier keer per jaar fysiek een arts zien? Of kun je zo’n patiënt ook op afstand monitoren en pas contact hebben als het nodig is? Ik zie dat ziekenhuizen nu allemaal protocollen opnieuw tegen het licht houden en waar mogelijk de bureaucratie eruit halen. Gelukkig ook veel bureaucratie waardoor professionals administratief veel te zwaar werden belast.”

Een derde pluspunt van deze crisis is dat iedereen zich nu realiseert dat het in de kern draait om gezondheid in plaats van om zorg. Engelen: “Er is natuurlijk een Preventie-akkoord, maar net als voor digitalisering geldt ook voor dit thema dat we er jarenlang niet op hebben doorgepakt. Nu wordt in één klap duidelijk hoe belangrijk een gezonde leefstijl is. Je ziet de eerste samenwerkingsverbanden van de zorg met andere sectoren, bijvoorbeeld met de foodretail, met beddenfabrikanten, met life sciences bedrijven. Ik hoop dat dat doorzet en dat verzekeraars hier ook nieuwe modellen voor ontwikkelen. We moeten dit moment gebruiken om de aandacht voor leefstijl en preventie vast te houden.”

Tot slot wijst Engelen op het belang om digitalisering te borgen in de opleiding. “Zorg dat het structureel onderdeel wordt van medische opleidingen, zowel van artsen als van verpleegkundigen en andere professionals.”

Beter plannen

Er is nu dus voldoende rugwind om door te pakken met digitalisering. Wat kunnen IT-afdelingen doen om een wig leggen onder ontwikkelingen waar nu vanuit de zorg om wordt gevraagd? En op welke terreinen valt de grootste winst te behalen? We zetten ze op een rij.

Ziekenhuizen hebben een enorme verscheidenheid aan processen. Daarnaast hebben ze te maken met schaarse resources zoals mensen en apparatuur, die beide optimaal moeten worden ingezet. Het is een complexe puzzel die zelfs bij een relatief kleine verstoring vaak al niet meer goed in elkaar past, en die de afgelopen maanden natuurlijk helemaal niet meer gelegd kon worden.

Nu kan digitalisering de schaarste niet wegnemen, maar ze kan wel helpen beter te plannen en planningen real-time aan te passen. Als er zes patiënten in de wachtkamer zitten bij MRI ‘A’ omdat daar eerder op de dag wat oponthoud is geweest, wil je volautomatisch de planning aanpassen, zodat je de bezettingsgraad van apparatuur kunt optimaliseren terwijl je de wachttijd voor patiënten verkort.

Betere diagnostiek

Sinds de uitbraak van het coronavirus staat AI nog meer in de belangstelling. Niet vreemd, want de IC is een natuurlijke omgeving voor AI en ML vanwege de grote hoeveelheid real-time data die wordt verwerkt. Het was dan ook niet vreemd dat al vrij snel na de uitbraak nieuwe algoritmen als paddenstoelen uit de grond schoten. Denk bijvoorbeeld aan het in Nederland ontwikkelde algoritme CAD4COVID dat op basis van röntgenfoto’s van de longen met een score tussen de 0 en 100 per longkwab aangeeft hoe zwaar de long getroffen is.

Het selecteren van een algoritme is één, maar het integreren van zo’n algoritme in bestaande werkwijzen vraagt minstens net zoveel aandacht. Daarom startte het ministerie van VWS naast de al bestaande wegwijzer ‘AI in de zorg’ de wegwijzer ‘AI en Corona’. Deze wegwijzer biedt antwoord op vragen als: hoe neem ik zo snel mogelijk een AI-toepassing in gebruik? Welke juridische en ethische kaders zijn van toepassing? Met welke internationale ontwikkelingen moet je rekening houden?

Informatie-uitwisseling in de keten

Een derde terrein waarop veel winst valt te behalen, is informatie-uitwisseling in de keten. In april lanceerde Philips in allerijl in samenwerking met het ministerie van VWS en het Erasmus Medisch Centrum het COVID-19 portaal. Hiermee konden medische gegevens van coronapatiënten die werden overgeplaatst snel digitaal worden uitgewisseld en hoefden geen DVD’s en USB-sticks te worden uitgewisseld. Het was een korte termijnoplossing die nodig was omdat aan de lange termijnoplossing al jaren wordt gewerkt. Zo’n oplossing voor de lange termijn is bijvoorbeeld Twiin, een infrastructuur voor het landelijk uitwisselen van met name medische beeldinformatie en labwaarden volgens standaarden. In Twinn werken alle belanghebbenden samen, zoals ziekenhuizen, verzekeraars, de Nederlandse Vereniging voor Radiologie en Nictiz.

Twiin moest eind 2020 live gaan, dus de Corona-crisis kwam net te snel. Toch zorgde het voor de nodige rugwind. Programmamanager Bas van Vliet laat in een vlog weten dat het projectonderdeel DVDexit – het beeldportaal – is versneld en dat er een contract is ondertekend met Alphatron. Dit betekent dat ziekenhuizen naar alle waarschijnlijkheid nog voor de zomer via Twinn beelden kunnen uitwisselen. Deze beelden worden dan, net als met het tijdelijke Philips-portaal, simpelweg doorgestuurd en komen nog niet terecht in de beeldapplicatie van het ontvangende ziekenhuis, laat staat in een chronologische tijdlijn. Aan die vorm van beeldbeschikbaarheid wordt momenteel hard gewerkt. Met enkele leveranciers vinden nu voor een aantal use cases testen plaats.
Een aandachtspunt bij informatie-uitwisseling is eenheid van taal. Dat is lastig omdat verschillende beroepsgroepen in de zorg hun eigen taal spreken. Een hematoloog verstaat onder OAC een oraal antistollingsmiddel voor het bloed, terwijl een gynaecoloog deze term zal opvatten als orale anticonceptie. Het ministerie wil het gebruik van internationale woordenboeken, zoals SNOMED of LOINC, verplicht stellen. Daarnaast zou het goed zijn als er eisen worden gesteld aan aspecten als vindbaarheid en toegankelijkheid van data (voor bijvoorbeeld algoritmes), interoperabiliteit en herbruikbaarheid van data. Hiervoor zijn standaarden zoals FHIR en DICOM of de principes van FAIR-data onontbeerlijk. De meest gebruikte route op dit moment is het modelleren van data naar HL7 FHIR-bouwstenen, waardoor uitwisseling binnen en buiten de ziekenhuismuren mogelijk is.

Workflowondersteuning

Ziekenhuizen kunnen ook grote stappen zetten op het gebied van workflow-ondersteuning. Bij vrijwel iedere handeling van een medische professional speelt software een rol, of het nu medicijnuitgifte is, het vastleggen van de bloeddruk of beeldcreatie door radiologie of om het even welk medisch specialisme. Hoe beter de systemen professionals ondersteunen in de taken die bij een workflow horen, hoe minder tijd ze kwijt zijn aan administratie en hoe kleiner de kans dat ze een taak vergeten. Dit kan bijvoorbeeld door een schil over het EPD, VNA en andere systemen te bouwen. Bovendien zorgt workflow-ondersteuning ervoor dat iedereen een proces dat net is veranderd goed naleeft. De software helpt je daar immers bij. Dat is een groot voordeel, zeker in deze tijd, waarin procedures als gevolg van strengere of juist afgezwakte lock-down regels ieder moment kunnen wijzigen.

Eindelijk grootschalige e-health

Als het COVID-19 virus één ontwikkeling enorm heeft aangewakkerd, dan is het wel het gebruik van e-health. Waren videoconsulten in het pre-coronatijdperk eerder uitzondering dan regel, nu wordt ieder consult waarbij het niet absoluut noodzakelijk is om de patiënt te zien omgezet in een videoconsult. Ook allerlei monitoring-op-afstand oplossingen worden in verhoogd tempo uitgerold, van digitale dagboeken tot wearables en andere diagnostische devices die op afstand zaken meten en bewaken.
Tegelijkertijd waarschuwt de IGJ in haar jaarbeeld 2019 voor een aantal aspecten die nog niet volledig op orde zijn. Zo constateerde de toezichthouder na bezoeken aan diverse zorgaanbieders in verschillende sectoren dat informatiebeveiliging niet altijd de benodigde aandacht krijgt. De IGJ controleerde ook fabrikanten van software die wordt ingezet als medisch hulpmiddel, zoals apps voor patiënten, beslisondersteunde software en monitoringsoftware. De mate waarin fabrikanten voldoen aan de Wet op de medische hulpmiddelen varieerde fors. De nieuwe Europese wet voor medische hulpmiddelen, de Medical Device Regulation (MDR), is met een jaar uitgesteld tot mei 2021, maar dat ontslaat fabrikanten en ziekenhuizen natuurlijk niet van de morele verplichting om nu al zoveel mogelijk te voldoen aan de veel strengere eisen die de MDR stelt vergeleken met zijn voorganger, de MDD. Eisen op onder meer het gebied van veiligheid, risicoclassificatie, traceerbaarheid in de hele keten, kwaliteitsmanagement door de fabrikant, het rapporteren van incidenten en documentatie en etikettering.

Zoals gezegd waren veel van deze ontwikkelingen al veel eerder ingezet. Wat ontbrak was een gemeenschappelijke visie bij alle stakeholders dat digitalisering de weg is die we in moeten slaan. Die consensus ontstaat nu snel, met een beetje rugwind door de COVID-19 crisis. Zorgverzekeraars bieden steeds meer financiering voor innovatieve vormen van zorg, op zo’n manier dat ziekenhuizen niet alleen maar hun omzet zien dalen, maar zelf ook daadwerkelijk vruchten plukken van innovatie. Die vruchten hebben ze nu harder nodig dan ooit.

Gerelateerde berichten...