De overheid moet bijna op het niveau van de minister van Economische Zaken gaan kijken wat er nodig is om toekomstige tech-marktleiders in Nederland te krijgen en te houden. Dat zegt demissionair minister Vincent Karremans (EZ) in een interview met ICT Magazine.
Voor bedrijven die kunnen uitgroeien tot de nieuwe ASML of Adyen wil hij maatwerk kunnen leveren: van het wegnemen van barrières en versoepelen van regelgeving tot fiscale maatregelen en het faciliteren van ecosystemen. Dit betekent een fundamentele omslag, benadrukt Karremans: “Het is echt op dat niveau, dat je zorgt dat die overheid niet beknelt, zoals het nu vaak wordt ervaren door ondernemers. Maar veel meer gaat faciliteren.”
De urgentie is groot. Eerder deze week kondigde de demissionare minister op BNR Nieuwsradio aan dat Nederland de komende tien jaar tien nieuwe technologie- en marktleiders moet voortbrengen. “We moeten nú investeren in het verdienvermogen van morgen. Zonder nieuwe techbedrijven, geen sterk Nederland”, stelde hij.
Maatwerk en focus
De maatwerkaanpak vormt onderdeel van een fundamentele koerswijziging in het Nederlandse economische beleid. Karremans onderzoekt bewuste keuzes voor vijf of zes industrieën, een breuk met de Nederlandse traditie om alle sectoren gelijkelijk te ondersteunen. De koerswijziging is nodig omdat Nederland volgens hem te lang een afwachtende houding heeft aangenomen, terwijl andere landen juist proactief industriebeleid voeren.
“Het Nederlandse economische beleid is eigenlijk altijd geweest om alle bloemen water te geven”, zei hij in de uitzending van De Grote Techshow van BNR Nieuwsradio die tijdens de Dag vd Digitalisering in het Louwman Museum in Den Haag werd opgenomen. Deze brede aanpak zorgt er echter voor dat Nederland nergens echt in uitblinkt en wordt ingehaald door landen die wél strategische keuzes maken.
De omslag betekent dat Nederland niet langer alle sectoren gelijk behandelt, maar strategische keuzes maakt op basis van verdienvermogen, uitgangspositie, economische veiligheid en maatschappelijke opgaven. “Niet doen betekent niet dat er een verbod komt, maar we leggen wel meer focus op een aantal specifieke industrieën”, benadrukt Karremans. Voor de niet-gekozen sectoren betekent dit dan minder ambtelijke capaciteit en minder overheidssteun. Hoewel Karremans zich niet tot concrete voorspellingen laat verleiden, laat hij wel doorschemeren dat biotech een voor de hand liggende keuze zou zijn, “omdat we daar heel goed in zijn”.
Die keuzes zijn hard nodig, benadrukt Karremans tijdens de toespraak die hij op het hoofdpodium geeft tijdens de Dag vd Digitalisering, georganiseerd door Topsector ICT en NLdigital. “Eén op de vier van de mensen hier in de zaal is over 15 jaar met pensioen. Door die vergrijzing zijn er dus over niet al te lange tijd veel minder mensen waarmee we uiteindelijk veel meer werk moeten doen.”
Productiviteitscrisis
Daar komt bij dat de Nederlandse productiviteitsgroei dramatisch is afgevlakt. “In de afgelopen 10 jaar steeg de productiviteit nog maar met 0,4 procent per jaar, terwijl dit vroeger 1,5 procent was”, zei Karremans tijdens zijn toespraak. “Door deze stagnatie is onze economie bijna 100 miljard kleiner gebleven dan als de groei de laatste 10 jaar 1,5 procent was. En die 100 miljard staat gelijk aan 5 keer de jaarlijkse uitgaven aan defensie en bijna 2 keer de uitgaven aan onderwijs.”
Ook de R&D-investeringen blijven dramatisch achter bij internationale standaarden. Nederland investeert slechts 2,23 procent van het bbp in onderzoek en ontwikkeling – dat is lager dan het OESO-gemiddelde van 2,70 procent. Het probleem zit vooral bij het bedrijfsleven: Nederlandse bedrijven financieren 1,27 procent van het bbp aan R&D, terwijl het OESO-gemiddelde 1,75 procent bedraagt.
“Het eerlijke verhaal daarbij is ook dat als je kijkt naar de R&D uitgaven in Nederland en je die vergelijkt met de uitgaven van andere landen die wel die 3 procent halen, zie je dat voornamelijk het gat ligt bij bedrijfsleven”, erkent Karremans. Om bedrijven te stimuleren verkent hij onder meer fiscale prikkels naar Brits model, waarbij particuliere investeringen in startups bij mislukking aftrekbaar zijn van de belasting. Dit moet de Nederlandse risicoaversie doorbreken – uit onderzoek van de Global Entrepreneurship Monitor blijkt dat één op drie Nederlandse ondernemers een businessplan niet doorzetten uit angst om te falen, tegenover slechts één op tien in Amerika. “Maar daar moet uiteindelijk wel geld voor komen”, erkent Karremans.
Innovatie is noodzaak
Om de koers te bepalen heeft het kabinet begin deze maand oud-ASML-CEO Peter Wennink aangetrokken als adviseur. “Ik heb hem gevraagd om een apolitieke investeringsagenda voor Nederland te maken. Waar moeten we op investeren? En welke keuzes moeten we daarin maken?” aldus Karremans. Naar verwachting komt Wennink in december met zijn rapport, dat Karremans omschrijft als “een soort Draghi-rapport voor Nederland.”
Daarnaast werkt de minister aan concrete investeringen. De AI-fabriek in Groningen krijgt 130 miljoen euro, en er wordt verkend of Nederland een DARPA-achtig agentschap voor disruptieve innovatie (NADI) kan krijgen. “Dat kan heel concreet worden. Het is natuurlijk ook wel concreet in heel veel andere landen. In Duitsland hebben ze het, in Frankrijk hebben ze het, in Amerika hebben ze het”, aldus Karremans. Dit Nationaal Agentschap voor Digitale Innovatie moet als een launching customer baanbrekende innovaties uit Nederland in gaan kopen.
Die innovaties zijn volgens Karremans pure noodzaak: “Want daarmee betalen we uiteindelijk alles dat we belangrijk vinden. Van veiligheid tot en met zorg en het onderwijs. Het begint met innovatie.” Nederland hoeft zich overigens niet te spiegelen aan de Amerikaanse budgetten voor zo’n agentschap. De kracht zit volgens Karremans in het Nederlandse recept: “In Nederland zijn we altijd slim geweest om te focussen op niches en daar heel goed in worden, zoals ASML.”
Politieke onzekerheid
De aanstaande verkiezingen vormen een risicofactor voor de plannen. Karremans schetst een politiek dilemma: alle partijen willen meer investeren in defensie, maar er is onenigheid over de financiering. Een groot deel van de partijen wil de extra uitgaven betalen door hogere lasten voor het bedrijfsleven – precies de bedrijven die volgens Karremans juist meer moeten investeren in innovatie.
Karremans waarschuwt dat bedrijven bij hogere lasten zullen uitwijken naar het buitenland, waar investeren gemakkelijker is. Het vertrek van grote bedrijven trekt een hele keten van toeleveranciers mee, waardoor de gevolgen vergaand kunnen zijn. “Het heeft allemaal met elkaar te maken”, aldus de minister.
Het maatwerk dat Karremans voorstaat, moet ervoor zorgen dat Nederland niet alleen zijn huidige technologiekoplopers behoudt, maar ook nieuwe kan aantrekken en laten groeien. Of deze ambitieuze plannen kunnen worden gerealiseerd, hangt mede af van de uitkomst van de verkiezingen en de bereidheid van een nieuw kabinet om de ingezette koers voort te zetten. Karremans zelf is vastbesloten door te gaan, ongeacht de politieke ontwikkelingen: “De economie is niet demissionair. Bedrijven zijn niet demissionair. Dus je moet daarin door blijven gaan.”