Kiezers kiezen digitale expertise, politiek niet

Den Haag blijft digitalisering wegduwen naar marge

Kiezers kiezen digitale expertise, politiek niet

De Tweede Kamerverkiezingen leverden een opvallende paradox op. Terwijl Barbara Kathmann met meer dan 25.000 voorkeursstemmen overtuigend terugkeert in de Kamer, zetten politieke partijen digitaal vaardige kandidaten structureel op onverkiesbare plekken. ICT-expert Bert Hubert ziet in de verkiezingsuitslag een kloof tussen burgers die digitale expertise waarderen en een politiek die dit onderwerp blijft onderschatten.

In universiteitssteden als Utrecht, Leiden, Wageningen en Delft stemde ongeveer 1 procent van de kiezers op Barbara Kathmann (GL-PvdA). Dat klinkt misschien bescheiden, maar het zijn datapunten die volgens Bert Hubert wijzen op gerichte mobilisatie onder digitaal onderlegde kiezers. “Er zijn wel anekdotische aanwijzingen dat er een nerdfactor in het verhaal zit,” zegt de ICT-expert, die de verkiezingsuitslag op de voet volgde.

Een vrouw met lang bruin haar draagt een zwart topje en oorbellen poseert voor een effen rode achtergrond.
Barbara Kathmann – PvdA

Hubert verwijst naar NerdVote, de website die hij opzette om kiezers te helpen digitaal vaardige kandidaten te vinden. Of die site daadwerkelijk heeft bijgedragen aan Kathmanns resultaat? “Ik denk echt van wel,” zegt Hubert. “Want dat kan ik ook zien aan de andere ‘Nerdvote’-kandidaten, wat voor een boost die gekregen hebben.” Hij wil het effect na publicatie van de definitieve kiesgegevens nader onderzoeken met data-analyse, maar de eerste signalen lijken duidelijk.

Geen affiniteit

Dat kiezers zich specifiek organiseerden om digitale expertise in de Kamer te krijgen, maakt de contraststelling pijnlijk. Partijen plaatsten hun digitale kandidaten dit jaar opvallend laag op de lijst. “De trend was dit jaar gewoon dat ze digitale kandidaten ergens op plek 30 of lager zetten,” aldus Hubert.

Waarom zetten partijen hun digitale talenten überhaupt zo laag? “Je moet je voorstellen dat de plek op zo’n lijst wordt gemaakt en bepaald door allerlei partijmastodonten”, schetst Hubert. “Dat zijn mensen die hun email nog afdrukken.” Die ‘mastodonten’ puzzelen met allerlei belangen: de Antilliaanse gemeenschap wil vertegenwoordiging, de cultuursector moet erin, diverse groepen claimen hun plek. “En op een gegeven moment valt er dan iemand van tafel. En dat is vaak de nerd.”

Het probleem zit dieper dan alleen de lijstsamenstelling. “Niemand van die partijmastodonten, en dit geldt voor alle grote partijen, heeft iets met technologie of digitalisering,” verklaart Hubert. Het gebrek aan affiniteit met digitale vraagstukken zorgt ervoor dat het onderwerp simpelweg niet op het netvlies staat van degenen die de politieke prioriteiten bepalen.

Een man van middelbare leeftijd met een bril, een pak en blauw overhemd, kijkt naar de camera met een neutrale uitdrukking. De achtergrond is onscherp.
Bert Hubert – ICT-expert

Hubert ziet wel hoop in verjonging, en niet alleen in de Kamer zelf. “En dan niet alleen in de frontline politici. Maar ook in de mensen die actie komen om de prioriteiten te bepalen. En ook bij de coalitieonderhandelingen”, benadrukte hij. Want daar worden mensen bij geroepen die moeten kiezen waar over onderhandeld wordt. “En die kiezen nu niet voor digitaal hoor.”

Dit Nederlandse probleem steekt schril af bij andere landen. In Frankrijk leiden hogescholen en universiteiten techneuten op die vervolgens de politiek ingaan. “Dat hebben wij niet. Dus de beste technische studenten in Nederland gaan nooit de politiek in. Want je bent daar niet welkom.” Duitsland heeft weer een andere variant: “Daar geloven ze wel in techniek, maar niet in computertechniek.”

Mooie woorden, geen geld

Vlak voor de verkiezingen organiseerden tien brancheorganisaties het Digitale Debat, waar kandidaat-Kamerleden hun visie op digitalisering presenteerden. Alle partijen hadden hun bingo-kaart vol: strategische autonomie, digitale soevereiniteit, minder afhankelijkheid van Amerikaanse leveranciers.

De VVD beloofde een investeringsfonds van 42 miljard euro. Het CDA kwam met 12 miljard. Queeny Rajkowski (VVD) benadrukte de noodzaak van investeringen: “Om ervoor te zorgen dat bedrijven dit soort clouds willen gaan bouwen in Nederland en in Europa, is er wel geld nodig.” Die investeringen moeten volgens de VVD onder meer gaan naar publiek-private samenwerkingen waarbij overheid en bedrijfsleven gezamenlijk werken aan digitale infrastructuur. Barbara Kathmann riep de VVD tijdens dat debat op: “Bouwen dan, die Rijkscloud! En niet weer eerst een volgende verkenning.”

Bert Hubert herkent die frustratie. Over de Rijkscloud, waarvan de plannen al jaren rondgaan: “Op dit moment kabbelt dat dus voort. Er zitten ambtenaren heel druk aan te schrijven en tekeningen te maken. Dus het is niet dood. Maar omdat er dus ook geen geld is, weet iedereen ook wel dat ze in zekere zin aan het luchtfietsen zijn.”

Een vrouw met schouderlang blond haar en gouden hoepeloorbellen staat binnen en draagt een zwart topje. Modern wit gebouw en groene plant op de achtergrond.
Hanneke van der Werf – D66

De overheid produceert volgens Hubert wel tien digitaliseringsdocumenten per maand. “Maar iedereen zegt: ga ze doen dan, laat eens zien.” Het contrast tussen papier en praktijk blijkt ook uit een anekdote die Hanneke van der Werf (D66) deelde tijdens het debat. Ze had een motie ingediend om de overstap naar de Amerikaanse cloud eerst on hold te zetten. “Toen ging ik met zwangerschapsverlof, kwam ik terug en toen werd ik gebeld door ICT van de Tweede Kamer of ik een paar dagen eerder terug kon komen, want dan konden ze mijn computer en alles updaten, want de Tweede Kamer was overgestapt naar precies die cloud.”

In Brussel begrijpt men de urgentie wel, zegt Hubert. Maar ook in andere Europese landen staat digitalisering hoger op de agenda dan in Nederland. Hubert wijst op het Duitse Sleeswijk-Holstein, de Duitse deelstaat die niet lult maar poetst. “Die zijn live. Die zijn gewoon live met hun soevereine werkplek. Het kán dus gewoon.”

De Duitse deelstaat pakte het pragmatisch aan. Van de 30.000 ambtenaren gebruikt 70 procent alleen basisfuncties van kantoorautomatisering: e-mailen, documenten typen, formulieren invullen. Die groep migreerde Sleeswijk-Holstein als eerste naar open-source alternatieven als LibreOffice en Open-Xchange. De overige 30 procent – afdelingen met complexe Excel-sheets vol macro’s en gespecialiseerde toepassingen – kreeg gerichte ondersteuning bij de overstap.

In Nederland loopt het vaak vast op die laatste groep. Hubert schetst het patroon: “Als er veranderd moet worden, gaan mensen hier direct in de weerstand. ‘Want we hebben hier één iemand bij de afdeling boekhouding zitten. Die heeft 47 Excel-sheets en een macro-koppeling’. En dan stopt het hele project.” Sleeswijk-Holstein bewijst dat een gefaseerde aanpak werkt: begin met de grote groep simpele gebruikers, regel maatwerk voor de uitzonderingen.

Een ander voordeel van die Duitse aanpak: een betere onderhandelingspositie. “Wij zitten nu zo vast in die Microsoft-wereld dat mensen via Microsoft Teams moeten onderhandelen met Microsoft over de prijzen voor Microsoft Teams. Dan sta je niet heel sterk natuurlijk”, stelt Hubert scherp vast. “Als je eigen videoconferencing hebt en tegen Microsoft zegt: kom bij ons in de videocall, dan kun je je voorstellen wat voor een andere onderhandelingspositie je dan hebt. Dat scheelt je vermoedelijk honderden miljoenen.”

Dit moet er gebeuren

Een nieuw kabinet zou dit pragmatisme moeten overnemen, vindt Hubert. Hij pleit voor een gecoördineerd Rijks-ICT-beleid. “Want nu is het zo dat iedere boswachter zijn eigen IT-inkopen doet. Dat moet je helemaal niet willen. Want zeker als kleinere overheidsorganisatie dan ben je dan een speelbal van je leveranciers.” Gemeenten met minder dan 100.000 inwoners zouden volgens hem geen geld meer moeten krijgen voor IT. “Want we willen niet dat zij zelf een hobby-IT-afdeling op gaan zetten.” Dit klinkt streng, maar volgens Hubert is het nodig om grip te krijgen.

Voor de Rijkscloud adviseert hij een pilotaanpak. Een nieuw kabinet moet in april laten zien dat het menens is. Concrete actie, bijvoorbeeld door Staatsbosbeheer als eerste te migreren naar de rijkscloud. Hubert legt uit waarom dat een slimme pilot is: “Staatsbosbeheer is al vrij groot, dus het is niet een lullige pilot. Maar als er een dag lang geen bomen gehakt kunnen worden, dan overleven we het ook wel weer.” Met andere woorden: belangrijk genoeg om serieus te nemen, maar niet zo kritiek dat een korte storing rampzalig is.

Tijdens het Digitale Debat benadrukte Barbara Katman hetzelfde punt. De overheid moet zelf het goede voorbeeld geven en als eerste klant optreden voor Europese en Nederlandse alternatieven. “Dat zijn echt de stappen die je morgen kan zetten.”

Ook infrastructuur vraagt aandacht. Kathmann wees op zeekabels. “Het kost evenveel als een paar kilometer snelweg, om in die zeekabels te gaan investeren. Het is echt nog twee jaar en we hebben eigenlijk gewoon vijf, zes grote partijen die de hele zeekabelindustrie in handen hebben. Je moet nú willen instappen.” Ook is netcongestie een knelpunt. Kathmann pleitte voor een deltaplan. “Daar moet gewoon een deltaplan op komen waar iedereen op mee kan doen, waar slimme ideeën naar boven komen. Je kan iets met die piek-en-dal-uren doen.”

Zitvlees

Hubert wil niet speculeren over coalitievarianten, maar signaleert wel een probleem. Voor digitalisering heb je doorzettingsvermogen nodig, en dat ontbreekt bij de PVV. “Daar is nog nooit iets opbouwends uitgekomen. Dat is nog los van wat je vindt van wat ze vinden. Maar je moet zitvlees hebben voor dit soort dingen. En dat hebben ze daar niet.”

Bovendien heeft de PVV volgens Hubert “nooit een coherent digitaal beleid gehad.” Dat blijkt ook uit het verkiezingsprogramma: waar andere grote partijen uitgebreid ingaan op digitalisering, cybersecurity en digitale infrastructuur, ontbreekt bij de PVV vrijwel elke visie op dit domein. De partij was daarmee de enige grote speler zonder noemenswaardige digitale plannen.

D66, CDA, VVD en GroenLinks-PvdA hebben dat zitvlees volgens Hubert wel. Maar stabiliteit is cruciaal. Kathmann benadrukte dat ook tijdens het debat. “De allerbelangrijkste, is echt een stabiel kabinet dat niet na een jaar valt. Van de zes kabinetsjaren zijn er drie missionair geweest. Je komt er geen stap verder mee.” Hanneke van der Werf wees op nóg een continuïteitsprobleem. “Als we weer een nieuwe lichting digitale woordvoerders krijgen in de Kamer die vanaf punt A beginnen, en na twee jaar pas denken ‘die zeekabels zijn ook belangrijk’, dan lopen we daardoor heel veel vertraging op.”

ICT-minister

Over de noodzaak van een minister voor of van digitale zaken liepen de meningen uiteen tijdens het debat. De VVD wilde geen apart ministerie, D66 en GroenLinks-PvdA wilden een minister, liefst zonder nieuw gebouw maar met echte doorzettingsmacht. Het CDA vond het geen breekpunt. Hubert blijft nuchter. “Als men het in Den Haag echt belangrijk vond, dan kwam zo’n ministerie er vanzelf wel. Maar nu proberen we eigenlijk het omgekeerde te doen. We maken er een minister van of een ministerie en dan moeten ze het wel belangrijk gaan vinden. Dat is eigenlijk het paard achter de wagen spannen.” Volgens hem heeft een gecoördineerd Rijks-ICT-beleid prioriteit: “Als dat er eenmaal is, met streng beleid en concrete resultaten, dan hoort die minister er vanzelf bij.”

De formatie moet nu laten zien of de politiek het eindelijk snapt. Kiezers stemden meer dan 25.000 keer op Barbara Kathmann – een signaal dat zij urgentie zien waar Den Haag wegkijkt. Sleeswijk-Holstein bewijst dat soevereine infrastructuur geen utopie is. Alle partijen beloofden tijdens het Digitale Debat miljarden en rijksclouds. Het momentum is er. De vraag is nu of degenen die straks aan de formatietafel zitten er dit keer wél prioriteit aan geven.