Nederlandse AI-fabriek blijft luchtkasteel

Grote plannen, te kleine investeringen

Nederlandse AI-fabriek blijft luchtkasteel

De kans dat Nederland een serieuze AI-fabriek krijgt, is klein. Die harde conclusie trekt Vladimir Prodanovic, principal program manager bij Nvidia, tijdens de Vertiv Week 2025 in Tognana, Italië. Het probleem is fundamenteel, stelt hij: Nederlandse datacenters zijn gebouwd op air cooling en kunnen niet eenvoudig worden omgebouwd naar de liquid cooling die noodzakelijk is voor grootschalige AI-infrastructuur.

Peter Lambrecht, VP Sales bij Vertiv, onderschrijft die analyse. Waar ons omringende landen miljarden investeren in AI-infrastructuur en datacenters, trekt Nederland slechts 200 miljoen euro uit voor een AI-fabriek in Groningen. “Daar doe je inderdaad niks mee. We spreken over heel andere bedragen wanneer we over investeringen in AI praten”, zegt Lambrecht zonder omwegen. Een AI-fabriek van 100 megawatt vergt volgens Prodanovic een investering van zo’n 6 miljard euro: 1 miljard voor het datacenter zelf en 5 miljard voor het AI-gedeelte.

Een man van middelbare leeftijd met kort licht haar en een bril, draagt een geruit colbert en wit overhemd, staat voor een zwarte achtergrond met een oranje-gele horizontale streep.
Peter Lambrecht, VP Sales EMEA, Vertiv

Maar Lambrecht ziet wel een alternatief scenario. “Eén grote AI factory zal het niet worden. Ik denk dat het meerdere kleinere applicaties zullen gaan zijn”, stelt hij. Het Nederlandse model wordt gedistribueerd, verwacht hij: AI-as-a-service, verspreid over meerdere locaties, in plaats van gecentraliseerd in één grote AI-fabriek. “Wat de investering natuurlijk een stuk naar beneden zal brengen. En ook een hogere bezettingsgraad geeft van de infrastructuur.”

Europese herverdeling

De Europese datacentermarkt herverdeelt zich momenteel in twee richtingen tegelijk. Volgens de State of European Data Centres 2025 van EUDCA groeit Zuid-Europa het snelst: 30 procent per jaar, gedreven door hernieuwbare energie, verbeterde connectiviteit en overheidssteun. Portugal, Spanje en Italië springen eruit. De Start Campus in het Portugese Sines laat zien dat giga-fabrieken daar mogelijk zijn: het bouwt een datacenter van 1,2 gigawatt, volledig gevoed door hernieuwbare energie en gekoeld met zeewater. Portugal staat op het punt 44 keer zo groot te worden, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 87 procent, aldus het Portugal Data Center rapport. Italië trekt eveneens miljarden aan, met Microsoft dat 4,3 miljard euro investeert in AI-datacenterinfrastructuur.

Tegelijkertijd trekt Scandinavië grootschalige training-capaciteit aan. De Nordics groeien met 19 procent per jaar, met Finland alleen al 3,4 gigawatt aan geplande investeringen. Denemarken bouwde via de Novo Nordisk Foundation de Gefion supercomputer, speciaal voor AI-onderzoek. Scandinavië biedt wat grootschalige AI-factories nodig hebben: ruimte, connectiviteit, betaalbare groene stroom en fiscale voordelen, zegt Lambrecht. “Dat is de plaats in Europa om die grote gigafabrieken te gaan bouwen.”

Die geografische herschikking onthult het fundamentele probleem van de traditionele FLAPD-regio – Frankfurt, London, Amsterdam, Paris, Dublin. Deze hubs kampen met netcongestie en acute ruimtetekorten. In Frankfurt en Amsterdam is simpelweg geen plek meer voor de honderden megawatts die een AI-fabriek vraagt. Dus kijken hyperscalers voor de écht grote AI-fabrieken zowel naar Scandinavië als naar specifieke locaties in Zuid-Europa met ruimte en energie-overschot.

Waarom sommige landen wél slagen

Het verschil tussen winnaars en verliezers zit niet alleen in ruimte en energie, maar in overheidssturing. Denemarken heeft dus actief ingezet op een soevereine AI-supercomputer en in samenwerking met de Novo Nordisk Foundation de Gefion supercomputer gebouwd. Het land bracht alle Deense bedrijven bij elkaar en breidt nu verder uit voor een soevereine cloud. “Elke natie zou eigen kritische infrastructuur moeten hebben om haar eigen AI-reis te sturen en intelligentie te creëren onder eigen regels en wetten”, zegt Carlo Ruiz, VP of Enterprise Solutions & Operations bij Nvidia, tijdens de Vertiv Week.

Een man met kort bruin haar en een baard, draagt een lichtblauw overhemd met knoopsluiting en staat te glimlachen tegen een blauwe gradiënt achtergrond.
Carlo Ruiz, VP of Enterprise Solutions & Operations, Nvidia

Duitsland volgt een vergelijkbaar pad. Deutsche Telekom bouwt in München een enterprise AI-cloud met 10.000 Nvidia GPU’s, specifiek gericht op middelgrote Duitse bedrijven. “We hebben meer dan een miljard euro geïnvesteerd om grootschalige AI-infrastructuur in het hart van Europa te brengen”, zegt Ruiz. Die investering vergroot de AI-capaciteit van Duitsland met maar liefst 50 procent.

Het contrast met Nederland is hard. Als die 200 miljoen voor Groningen ter sprake komt, is Vertiv’s Lambrecht stellig: “Nee, dat moet je niet doen.” Prodanovic noemde eerder al dat bedrag van 6 miljard euro voor een AI-fabriek van 100 megawatt. Zelfs ombouwen van bestaande datacenters biedt geen uitweg, legt Lambrecht uit: “Als je het gaat ombouwen spreek je nog steeds veel over dezelfde investeringen minus de ombouw.” Je bespaart hooguit op het gebouw, maar die miljarden voor de AI-infrastructuur blijven gewoon staan.

De transformatie-uitdaging

Die ombouwbarrière is niet alleen financieel, maar ook technisch een uitdaging. Bestaande datacenters zijn gebouwd voor air cooling, met typisch 10 tot 15 kilowatt per rack. AI-infrastructuur vraagt 30 tot 60 kilowatt of meer, en daar is liquid cooling voor nodig. De State of European Data Centres 2025 van EUDCA bevestigt dat 88 procent van de Europese datacenters nog steeds air cooling gebruikt voor AI-racks, slechts 6 procent gebruikt direct liquid cooling.

En de complexiteit zit niet alleen in techniek, maar ook in ruimtegebruik, legt Lambrecht uit. “Waar je nu voor 10 megawatt nog zo’n duizend racks nodig hebt, zullen dat er in de toekomst slechts een stuk of wat zijn”, zegt Lambrecht. Door de extreme dichtheid kun je dan in elk rack veel meer vermogen en apparatuur kwijt, waardoor er veel minder racks nodig zijn, maar waardoor ieder rack veel meer koelcapaciteit en zwaardere stroomvoorziening vergt. De grey space – de technische ruimte met koeling en stroomvoorziening – wordt daardoor veel groter, terwijl de white space met servers kleiner wordt. En daar zit het probleem: datacenters verdienen hun geld door die white space te verhuren. Nu moet die verhuurbare ruimte juist krimpen om ruimte te maken voor niet-verhuurbare technische infrastructuur.

Pragmatische tussenoplossing

Voor bestaande datacenters die worstelen met die transitie, biedt Vertiv een pragmatische tussenoplossing. Hun CoolFlex-systeem is ontwikkeld in samenwerking met Compass Datacenters in de Verenigde Staten, specifiek voor operators die geconfronteerd worden met een fundamenteel dilemma. “Niemand weet wat de verhouding tussen liquid en air cooling in hun datacenter wordt. 70-30? 80-20? 50-50? We weten het niet, en onze klanten ook niet”, legt Sam Bainborough, Vice President Thermal Business EMEA bij Vertiv, uit. Lambrecht bevestigt dat: “Datacenters hebben een afschrijftijd van ongeveer 15 jaar, maar niemand weet nu al of hun klanten over twee jaar 80 procent liquid en 20 procent air nodig hebben, of juist andersom.”

Een man met kort bruin haar en een baard draagt een donkere blazer en wit overhemd en poseert tegen een effen, lichtgrijze achtergrond.
Sam Bainborough, VP Thermal Business EMEA, Vertiv

Het concept van CoolFlex is eenvoudig. De units werken bij installatie volledig op air cooling, maar alle infrastructuur voor liquid cooling zit al ingebouwd. Wanneer een klant AI-capaciteit nodig heeft, kan Vertiv’s serviceteam binnen vier uur een unit transformeren van 400 kilowatt air naar 400 kilowatt liquid cooling. “Je kunt tien van deze units installeren en er acht omzetten naar liquid terwijl je er twee op air laat draaien”, legt Lambrecht uit. Het datacentrum kan gefaseerd transformeren, op basis van de werkelijke vraag van hun klanten.

Lambrecht is realistisch over de adoptie van het systeem. In Europa is Vertiv momenteel in gesprek met zo’n vijf à zes klanten “die met het dilemma zitten” over hun toekomstbestendigheid. Eén klant in de Verenigde Staten heeft het systeem al operationeel. Het is een praktische oplossing voor bestaande operators die niet willen afwachten, maar het lost het fundamentele schaalprobleem niet op, beredeneert hij.

Toch hoeft Nederland niet volledig buiten de boot te vallen. De State of the Dutch Data Centers 2025 van de Dutch Data Center Association laat zien dat drie van de vier colocation-datacenters in Nederland al AI-workloads hosten, zij het op bescheiden schaal. Het gaat om 1 tot 2 procent van alle serverracks. Dat is geen gigafactory, maar het is een begin van het gedistribueerde model dat Lambrecht voorspelt.

Specialisatie heeft de toekomst

De uitkomst van de huidige herverdeling in Europa is niet dat één land of regio ‘wint’, maar dat het AI-landschap zich opnieuw vormt. Het bouwen van AI-modellen – het trainen met enorme datasets – vraagt vooral goedkope energie en veel ruimte. Daarom trekken die grootschalige training-fabrieken naar Scandinavië en Zuid-Europa, waar energie overvloedig en goedkoop is.

Maar zodra die AI-modellen klaar zijn en daadwerkelijk gebruikt worden door bedrijven en consumenten, verschuift het plaatje. Dan is rekenkracht in de buurt van gebruikers, met goede internetverbindingen naar de rest van Europa, cruciaal. Daarom blijven volgens Lambrecht de traditionele FLAPD-hubs relevant voor AI-toepassingen die Europese gebruikers bedienen.

Hij gelooft overigens niet in lokale edge-datacenters. “De vertraging tussen Noorwegen en Frankfurt is 8 milliseconden. Voor de meeste applicaties maakt dat geen verschil.” Alleen voor extreem tijdkritische toepassingen is edge noodzakelijk. “Als we met AI een openhartoperatie gaan doen, dán zijn die milliseconden te traag.” Maar die toepassingen bestaan nog niet. “De enige applicaties die nu echt lage latency vragen, zijn games. Maar gaan we de hele wereld ombouwen voor gaming?”

Het Europese AI-verhaal draait uit op specialisatie: Scandinavië huisvest de grote training-fabrieken, traditionele Europese hubs verzorgen diensten dicht bij de gebruiker, en landen als Nederland focussen op efficiënte, gedistribueerde infrastructuur.

“Als onafhankelijke landen maken we geen kans in de mondiale race”, zei Lex Coors, voorzitter van de beleidscommissie van de European Data Center Association daarover tijdens de Vertiv Week. “Maar als verenigd Europa voeren we een ander gesprek.”