De Europese Unie heeft een eigen DNS-dienst gelanceerd onder de naam DNS4EU. Dit initiatief van de Europese Commissie is bedoeld om Europese burgers en organisaties een veiliger en privacyvriendelijker alternatief te bieden voor bestaande DNS-diensten, die grotendeels in handen zijn van niet-Europese bedrijven zoals Google, Cloudflare en OpenDNS.
DNS-dienst
Volgens Brussel voldoet op dit moment geen enkele Europese DNS-dienst aan de normen en ambities die de EU stelt op het gebied van digitale soevereiniteit en gebruikersbescherming. Marktpartijen zouden bovendien weinig interesse hebben om hierin te investeren, aangezien DNS-diensten meestal kosteloos door internetproviders worden aangeboden en daardoor commercieel weinig aantrekkelijk zijn.
DNS4EU onderscheidt zich door een reeks aan opties voor gebruikers. In totaal zijn er vijf verschillende versies van de dienst beschikbaar:
- Een ongefilterde versie voor wie maximale vrijheid wil.
- Een versie die malafide en frauduleuze websites automatisch blokkeert.
- Een filteroptie die websites blokkeert die als onveilig of ongeschikt voor kinderen worden beschouwd.
- Een versie met een geïntegreerde adblocker, die advertenties automatisch uitschakelt.
- Een gecombineerde versie die zowel kindonvriendelijke content als advertenties blokkeert.
Privacy
De Europese Commissie benadrukt dat DNS4EU niet bedoeld is als censuurmiddel. Op de officiële website wordt expliciet gesteld dat het project niet bedoeld is om de onlinevrijheid van burgers te beperken, maar juist om digitale soevereiniteit te versterken. Privacy speelt daarbij een belangrijke rol: het IP-adres van gebruikers wordt geanonimiseerd voordat verzoeken naar de DNS-resolver worden gestuurd en er worden geen privégegevens opgeslagen.
Naast de publieke variant komt er ook een specifieke versie van DNS4EU beschikbaar voor overheden en telecombedrijven. Daarmee wil de EU ook de beveiliging van kritieke infrastructuur versterken.
Met deze stap zet de Europese Unie een belangrijke stap richting meer controle over de eigen digitale infrastructuur, en minder afhankelijkheid van buitenlandse techgiganten.