De fractie van GroenLinks-PvdA heeft in de Tweede Kamer vragen gesteld over de groeiende afhankelijkheid van de Nederlandse financiële sector van Amerikaanse technologiebedrijven. Aanleiding is een recente waarschuwing van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB), die wijzen op toenemende risico’s doordat banken en financiële instellingen massaal gebruikmaken van clouddiensten en digitale infrastructuren van grote Amerikaanse techgiganten.
Techbedrijven
Volgens de toezichthouders brengt die afhankelijkheid zogeheten concentratie- en systeemrisico’s met zich mee: als één leverancier kampt met een storing of cyberaanval, kan dat gevolgen hebben voor een groot deel van de financiële sector. DNB en AFM pleiten daarom voor meer digitale weerbaarheid en benadrukken het belang van Europese digitale autonomie – het vermogen van Europa om minder afhankelijk te zijn van buitenlandse technologie.
Digitale onafhankelijkheid
Kamerlid Barbara Kathmann (GroenLinks-PvdA) vraagt de demissionair ministers Marnix van Rij (Financiën) en Mariëlle Karremans (Economische Zaken) of zij bereid zijn om DNB en AFM te steunen bij het versterken van de digitale onafhankelijkheid van de financiële sector. Ze stelt voor om dit te doen via een publiek-private samenwerking, waarbij overheid en bedrijfsleven samen werken aan een weerbaarder digitaal ecosysteem.
Afhankelijkheid
Daarnaast wil Kathmann weten of de ministers bereid zijn om samen met DNB en AFM onderzoek te doen naar de structurele risico’s van de huidige afhankelijkheid van Amerikaanse partijen. Ook vraagt ze welke belemmeringen een hechtere Europese samenwerking op dit vlak momenteel in de weg staan.
Een belangrijk punt in haar vragen is de mogelijkheid om Amerikaanse techbedrijven die onder de Amerikaanse surveillancewetgeving vallen – zoals de CLOUD Act – uit te sluiten bij Nederlandse inkoop- en aanbestedingsprocedures. Daarmee zou gevoelige data beter beschermd kunnen worden tegen buitenlandse inmenging.
Kamervragen
De ministers van Financiën en Economische Zaken hebben drie weken de tijd om de Kamervragen te beantwoorden. Het debat past in een breder Europees gesprek over digitale soevereiniteit en de vraag hoe Europa meer controle kan krijgen over zijn eigen technologische infrastructuur.