In een recente aflevering van de podcast This Past Weekend met Theo Von deed Sam Altman, CEO van OpenAI, een opmerkelijke uitspraak: hij is bang voor GPT-5. Wat volgde, was een relaas dat meer weghad van een sciencefictionthriller dan van een productaankondiging. Altman sprak over zijn ervaringen met de nieuwste versie van het AI-model in termen die zowel onheilspellend als overdreven aandoen.
Bang
Volgens Altman voelt GPT-5 “heel snel” aan, en tijdens sommige testsessies zou hij zich ronduit nerveus hebben gevoeld. Hij vergeleek de ontwikkeling van GPT-5 zelfs met het Manhattanproject, het geheime Amerikaanse kernwapenprogramma uit de Tweede Wereldoorlog. Daarmee suggereerde hij dat OpenAI iets heeft gebouwd waarvan de impact onomkeerbaar en potentieel catastrofaal zou kunnen zijn.
AI-governance
De vergelijking roept meer vragen op dan antwoorden. Waarom zou de CEO van een bedrijf dat zélf GPT-5 ontwikkelt, zulke apocalyptische termen gebruiken om zijn product te beschrijven? Altman gaf geen technische details over wat GPT-5 zo beangstigend maakt. Hij benadrukte vooral het gebrek aan goede AI-governance: “er zijn geen volwassenen in de kamer.” Maar als dat waar is, wie draagt dan eigenlijk de verantwoordelijkheid?
Het lijkt een vreemde manier om een nieuw model aan te kondigen dat vermoedelijk slimmer, sneller en intuïtiever zal zijn dan zijn voorganger. In plaats van vertrouwen te wekken, wekt Altman vooral bezorgdheid. Is het angstmarketing? Een ethisch signaal? Of een voorzichtige poging om alvast de handen in onschuld te wassen?
Zorgen
Dat Altman niet voor het eerst zijn zorgen uit over AI, maakt het verhaal niet minder prikkelend. Hij waarschuwde eerder dat AI “heel erg fout” kan gaan. Toch blijft OpenAI modellen als GPT-5 ontwikkelen en op de markt brengen. De vraag die rijst: als de makers het zelf niet helemaal begrijpen of vertrouwen, waarom zouden wij dat dan wel doen? GPT-5 zal waarschijnlijk indrukwekkender zijn dan ooit tevoren, met betere functies en een vriendelijkere interface. Maar volgens Altman zelf is er meer reden tot voorzichtigheid dan tot feestvreugde. En dat is op z’n zachtst gezegd verontrustend.