Nederland heeft 49 miljard euro aan privaat investeringskapitaal klaarstaan voor digitalisering en AI, maar beperkingen in infrastructuur, vergunningen en ruimte verhinderen verdere innovatie. Voormalig ASML-topman Peter Wennink pleit ervoor dat economische groei rechtstreeks onder de minister-president komt te vallen.
Jarenlang luidde Peter Wennink de noodklok: Nederland raakt technologisch achterop door bureaucratie en gebrek aan visie. Nu legt de voormalig ASML-topman zelf de oplossing op tafel in een 159 pagina’s tellend rapport. En digitalisering staat niet toevallig centraal: 70 procent van de wereldwijde groei in de komende tien jaar is digitaal gedreven.
Al in 2023 waarschuwde Wennink tijdens de opening van het academisch jaar aan de TU/e dat Nederland en Europa achterop dreigen te raken. “De overheid moet een langetermijnvisie geven. Die is er niet, het ontbreekt aan focus”, zei hij toen. In 2024 volgde een scherpere waarschuwing: “Europa slaapwandelt richting innovatiecrisis.”
Het wachten duurde hem kennelijk te lang. Met een team van zestig mensen analyseerde Wennink in twee maanden tijd hoe Nederland de verzorgingsstaat kan blijven betalen. Tijdens de formatie sprak hij met D66-leider Jetten en CDA-leider Bontenbal. “Toen ik Bontenbal en Jetten sprak, was het rapport nog niet klaar, maar het zat al wel in mijn hoofd”, vertelde hij tegen het Financieele Dagblad.
Nu levert hij de visie die hij zelf lange tijd heeft gemist vanuit de overheid. Het rapport identificeert vier strategische domeinen waarin Nederland moet investeren om welvarend te blijven: digitalisering en AI, veiligheid en weerbaarheid, energie- en klimaattechnologie, en life sciences en biotechnologie. Maar het is het eerste domein, digitalisering, dat alle anderen mogelijk maakt én de kern vormt van de Nederlandse technologische positie. “Digitalisering bepaalt het succes in elk domein van dit rapport”, concludeert Wennink.
Investeringen wachten op groen licht
Het rapport bestrijkt de hele fundering van de digitale economie, van chips tot AI-applicaties. Aan de hardwarekant moet Nederland volgens Wennink focussen op het doorontwikkelen van bestaande posities en het ontwikkelen van nieuwe niches in groeimarkten. Nederland is al een speler van formaat met bedrijven als ASML, NXP en Philips.
De concrete urgentie blijkt uit een bijlage met 51 projectvoorstellen van bedrijven en kennisinstellingen die willen investeren, maar vastlopen op randvoorwaarden. Twaalf daarvan richten zich op digitalisering en AI. Samen vertegenwoordigen die projecten 49 miljard euro aan privaat investeringskapitaal dat klaarstaat. Het totale potentieel over alle vier domeinen bedraagt 126 miljard euro. Het geld is er, stelt Wennink. Wat ontbreekt zijn de randvoorwaarden om die investeringen mogelijk te maken.
De blokkades zijn concreet en bekend. Een vergunning voor een nieuw voedselingrediënt duurt twee jaar, een aansluiting op het elektriciteitsnet acht tot twaalf jaar. Het stikstofslot blokkeert economische ontwikkeling en kost tot 2030 zo’n 30 miljard euro aan gemiste omzet. Bezwaarprocedures kunnen projecten jarenlang vertragen. Staatssteunregels maken dat startups geen subsidie mogen ontvangen. “Ik denk vaak dat we aan ontwikkelingshulp doen omdat Nederlandse vindingen in de VS of China schaalbaar worden gemaakt en er daar geld mee wordt verdiend”, zei Wennink tijdens de presentatie.
De gevolgen van niets doen zijn concreet en pijnlijk. Het rapport rekent voor dat een gemiddeld huishouden bij het huidige groeipad over tien jaar 1.700 euro per jaar aan koopkracht verliest. Als de groei daalt naar 0,5 procent wordt dat 7.000 euro per jaar. De overheidsschuld loopt bij ongewijzigd beleid op naar 234 procent van het bbp in 2060. Maar het gaat verder dan cijfers. Als Nederland technologisch achterop raakt, verliezen we strategische relevantie. Dan bepalen anderen de voorwaarden en prijzen voor onze toegang tot technologie. De verslechtering van Europa’s technologiepositie kost tegen 2040 naar schatting 2 tot 4 biljoen euro per jaar aan toegevoegde waarde. Wennink waarschuwde daar al in 2023 voor: “Over twintig jaar koop je een Chinese auto en Japanse materialen, want daar zijn zij beter in.”
Om die beperkingen weg te nemen pleit Wennink voor een krachtige uitvoeringsstructuur. Een regeringscommissaris moet rechtstreeks onder de premier vallen, vastgelopen dossiers vlot trekken en door “de verdikte lemen lagen van de ministeries” heen breken. Een nationale investeringsbank moet privaat geld naar hoogwaardige technologische projecten geleiden. En de minister-president moet persoonlijk verantwoordelijk worden voor toekomstig verdienvermogen, met een groeidoelstelling van minimaal 1,5 tot 2 procent die wordt opgenomen in het regeerakkoord. De boodschap is helder: economische groei moet chefsache worden.
De complete digitale stack
Wennink laat in zijn rapport vervolgens concreet zien waar Nederland moet investeren. Van de eerder genoemde 51 concrete projectvoorstellen richten er twaalf zich op digitalisering en AI, goed voor 49 miljard euro aan investeringspotentieel. Het zijn investeringsrijpe projecten die nu al in gang kunnen worden gezet, zodra aan de benodigde randvoorwaarden wordt voldaan. Deze voorstellen bestrijken de volledige digitale stack: hardware (halfgeleiders, fotonica, quantum), de intelligentielaag (AI-ontwikkeling en -toepassing) en de applicatielaag waar concrete toepassingen voor mensen en bedrijven worden ontwikkeld. Iedere laag bouwt voort op de vorige. Een robuuste fundering legt de basis voor nieuwe, innovatieve applicaties in zorg, dienstverlening en industrie.
Voor halfgeleiders ziet Wennink kansen in advanced packaging, het verpakken van processors zodat ze aangesloten kunnen worden op de buitenwereld. Deze schakel wordt steeds complexer en belangrijker voor AI-toepassingen en energie-efficiëntie van chips. Daarnaast wijst het rapport op fotonica als Nederlandse niche, met PhotonDelta als voorbeeld van succesvolle publiek-private samenwerking. Een ander voorbeeld is Nearfield Instruments, dat metrologiemachines ontwikkelt die chipkwaliteit op nanoschaal controleren.
Quantumtechnologie krijgt bijzondere aandacht. Het rapport voorspelt een markt van 87 miljard euro in 2040 voor quantum computing, quantum sensing en quantum communicatie. Quantum Delta NL wordt genoemd als voorbeeld van hoe publiek-private samenwerking werkt. Maar de technologie brengt ook risico’s. Het rapport wijst op de urgentie van post-quantum cryptografie omdat huidige cryptografische standaarden niet meer toereikend zijn zodra quantumcomputers krachtig genoeg worden.
Infrastructuur is bottleneck
Die digitale ambities staan of vallen met de basisvoorzieningen. En juist daar knelt de schoen. Kritieke infrastructuur vormt een harde rem op ambities. Meer dan 14.000 bedrijven wachten op een elektriciteitsaansluiting. Dat blokkeert niet alleen productie, maar ook tech-ontwikkeling. Datacenters zijn cruciaal voor AI-ontwikkeling, maar het rapport wijst op de blokkade: Amsterdam wil tot 2035 geen uitbreiding, terwijl capaciteit juist essentieel is. Zeekabels voor datacommunicatie zijn volgens Wennink net zo belangrijk voor connectiviteit.
Daarnaast loopt Nederland tegen een capaciteitsprobleem aan bij R&D. Wennink signaleert drie knelpunten in de innovatieketen. Ten eerste is de R&D-basis te smal. ASML, Philips en NXP zijn verantwoordelijk voor bijna een kwart van alle private R&D-investeringen. ASML investeerde in 2024 meer dan 3 miljard euro in onderzoek en ontwikkeling, waardoor de dominantie verder toeneemt. Het probleem is dat Nederland te weinig andere bedrijven heeft die dat ook doen.
Het tweede probleem zit in de overdracht van kennis. Nederland slaagt er onvoldoende in wetenschappelijke kennis om te zetten in schaalbare oplossingen. Nederlandse universiteiten genereren relatief weinig spin-offs. Onderzoekers worden vooral beoordeeld op wetenschappelijke publicaties en te weinig gestimuleerd om te ondernemen. Wie een bedrijf wil starten, krijgt te maken met een versnipperde ondersteuningsstructuur en een starre houding van instellingen bij onderhandelingen over intellectueel eigendom.
En zelfs als innovaties wel gecommercialiseerd worden, ontbreekt het vaak aan schaal. Slechts 21,5 procent van de Nederlandse startups groeit door naar scale-up, tegen 40,6 procent in Duitsland en 54,1 procent in de VS. Dat is een gemiste kans, omdat juist in de latere groeifases de grootste economische waarde wordt gecreëerd.
Strategische relevantie
Het rapport-Wennink positioneert digitale technologie niet alleen als economische factor, maar als geopolitieke noodzaak. Digitale technologie is kritiek geworden voor productielijnen, telecommunicatie, zorgprocessen, energievoorziening en de krijgsmacht. Meer dan twee derde van de bedrijven kan binnen een dag niet meer functioneren bij uitval van hun ICT.
Die afhankelijkheid maakt digitale fundamenten strategisch. Toegang tot chips, cloud-infrastructuur, dataverwerking en AI-modellen bepaalt in toenemende mate het succes van de andere drie strategische domeinen uit het rapport. Binnen energie- en klimaattechnologie kan digitalisering zorgen voor slimmer netbeheer en betere integratie van duurzame energieproductie. Voor veiligheid en weerbaarheid versterken geavanceerde data-analyse en AI-modellen de cyberweerbaarheid. En AI kan tot 100 miljard euro per jaar in economische waarde creëren in biomedische technologie door het versnellen van onderzoek naar nieuwe medicijnen.
Nederland heeft de kennis en technologie dus in huis, maar slaagt er niet in die te verzilveren. Niet door gebrek aan ideeën, maar door gebrek aan uitvoering. Het rapport laat zien dat de oplossing er is. De kennis is aanwezig, de bedrijven willen investeren, de proposities liggen klaar. Wat ontbreekt is de politieke moed om de blokkades weg te nemen. Wennink kiest bewust niet voor “strategische autonomie”; Nederland kan niet alles zelf maken. Maar strategisch relevant zijn betekent onmisbaar zijn in internationale waardeketens. Die positie moet Nederland versterken door gerichte investeringen in technologische nicheposities waar het echt onderscheidend kan zijn. Wennink heeft de kaart getekend. Nu moet de politiek de route volgen.