Het sprookjesdier

Het blijft een diep gekoesterd geloof op het ministerie van Justitie en Veiligheid: de veilig breekbare encryptie. Inderdaad: een contradictio in terminis. Minister na minister op dit ministerie verkondigde encryptie belangrijk te vinden, maar wilde het ook op een ‘veilige’ manier kraken. De huidige minister sprak in een Kamerdebat over dit idee als een metaforische eenhoorn, en koos daarmee onbedoeld de perfecte beschrijving van deze fabel.

De opsporingsdiensten zijn de afgelopen eeuw verslaafd geraakt aan de taps via telecombedrijven en willen die door kunnen zetten op het internet. Encryptie is voor hen daarbij een obstakel. Wat ze tijdens het wensdenken over breekbare encryptie over het hoofd zien is dat de dreiging fundamenteel anders is. Het aantal potentiële aanvallers op het internet is meerdere orden van grootte groter dan in het verleden. Niet meer beperkt door fysieke barrières kan een aanval van over de hele wereld komen.

De beste beveiliging tegen een aanval is niet aangesloten zijn op het internet, maar dat is meestal onwerkbaar. De optie die daar direct op volgt is end-to-end encryptie: waarbij ontsleuteling alleen gedaan kan worden door de zender en ontvanger. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NSCS is onderdeel van hetzelfde ministerie, maar dan wél met begrip van IT) promoot het Zero Trust principe.

Dat leggen ze als volgt uit: “Hierbij wordt het concept van een vertrouwde netwerkpositie uit de architectuur verwijderd. Het is gebaseerd op de erkenning dat traditionele beveiligingsmodellen werken op de verouderde veronderstelling dat alles aan de binnenkant van het netwerk van een organisatie kan worden vertrouwd. (…) Handhaaf strikte toegangscontrole op een need-to-know-basis.”

Met dat laatste komen we bij de kern. Heeft de overheid een ‘need-to-know’ van alle communicatie en informatie die verspreid wordt? Hierover boog de Cyber Security Raad zich, een adviesraad met vertegenwoordiging vanuit overheid, wetenschap en bedrijfsleven. Zij concludeerden: “Het optimaliseren van hackactiviteiten en het intensiever gebruikmaken van bedrijfsvoeringgegevens zijn (…) reële alternatieven voor rechtmatige toegang tot end-to-end versleutelde communicatie.” Reële alternatieven, geen geloof in eenhoorns noodzakelijk.

Maar is het risico van één oppermachtige sleutelbewaarder überhaupt werkbaar op het internet? Volgens de principes die het NCSC promoot niet en zij zijn binnen de overheid de hoogste cybersecurity-autoriteit.

Gelukkig werden we voor de zomer aangenaam verrast door een ruime Kamermeerderheid die het kabinet dwong de realiteit te erkennen en voor sterke encryptie te gaan staan. Het ministerie had geen andere keuze meer dan dit te accepteren. Is deze discussie dan eindelijk klaar? Helaas niet, want de nieuwste minister sprak wederom de hoop uit op het bestaan van de eenhoorn.

En zo blijft die eenhoorn rondwaren op het ministerie, in plaats van waar die thuishoort: in het rijk der fabelen.

Jelmer Schreuder is adviseur public affairs bij NLdigital

Lees ook:

Gerelateerde berichten...