Op 6 september 2016 kwam accountant Ernst & Young (EY) met de Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2015. De conclusies van EY liegen er niet om. Een bloemlezing. “1 op de 5 zorginstellingen schrijft rode cijfers. Dit aantal zal naar verwachting toenemen als alle GGZ-instellingen ook hebben gedeponeerd.” “Het financiële gat tussen zeer gezonde en minder gezonde topklinische ziekenhuizen groeit.” “Resultaten zelfstandige behandelcentra staan stevig onder druk.”
Dit is het derde jaar op rij dat de opbrengsten in de zorgsector dalen. In 2013 was het rendement 1,8 procent, in 2014 daalde het naar 1,7 procent en voor 2015 is de verwachting dus dat de sector uiteindelijk 1,5 procent rendement heeft behaald. Dit is volgens EY overigens de absolute ondergrens voor een gezonde instelling.
Een dag later verscheen een rapport over ‘Ziekenhuisfusies en kwaliteit van zorg’ van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de autoriteit die fusies beoordeelt. Wat een timing! Het onderzoek richt zich op 14 gefuseerde ziekenhuizen, die worden vergeleken met andere nietgefuseerde ziekenhuizen. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat een verbeterde kwaliteit na een ziekenhuisfusie niet te bewijzen is. Gaat zo’n fusie niet altijd over geld of kwaliteit?
Nu schrijf ik deze column voor dit blad ‘ICT en Zorg’ voor een lezerspubliek, neem ik aan, dat werkzaam is in deze sector. Een bekend principe uit andere sectoren is dat ICT eerst geld kost, maar daarna gaat leveren. Primair efficiencywinst, doordat administraties geautomatiseerd zijn, maar daarna doordat er beter gecommuniceerd wordt, vervolgens doordat we processen gaan automatiseren en uiteindelijk draaien we de keten om en gaat de klant (patiënt) zelf produceren. De patiënt meet zijn eigen bloeddruk enzovoort. In de vorige eeuw zijn over dit onderwerp dikke boeken geschreven. De meest bekende is professor Nolan van Harvard Business School. Bovengenoemde opsomming van de diverse fasen is bekend geworden onder de naam ‘stages-of-growth van Nolan’, oftewel de ontwikkelingsfasen van IT. Nolan beweerde overigens dat er bij de overgang van de ene naar de andere fase sprake is van een paradigma shift. Een niet vanzelfsprekende overgang dus. Je moet er moeite voor doen en het lukt dus niet altijd, met desastreuse gevolgen.
Mijn indruk is dat de zorg is blijven hangen in de eerste fase: geld uitgeven voor ICT. Digitaal communiceren binnen de instelling onderling (dus papierloos), maar zeker tussen de instellingen, gebeurt niet. Processen worden beschreven in ‘papieren’ protocollen. En de productieve patiënt is vooralsnog buiten beeld.
Ziekenhuizen geven in Nederland tussen de 3 en 8 procent van hun kosten uit aan ICT. Dat zijn geflatteerde getallen, omdat bijvoorbeeld afschrijvingen en zogenaamde decentrale kosten vaak niet in deze kosten zijn opgenomen. In mijn beleving zitten deze kosten boven de 10 procent en ze stijgen snel. Het EY rapport maakt geen melding van ict-kosten, terwijl de overheid, IGZ en de zorgverzekeraar steeds ingewikkelder administraties eisen waar geen inkomsten of kwaliteitsverbeteringen tegenover staan. EY maakt überhaupt geen opmerking over digitalisering van de zorg. Wordt het niet hoog tijd dat wij in Nederland over een breed gedragen ‘meaningfull use of electronic health records’ gaan praten? Vraag is dan wel: wie wordt de Nederlandse Obama?