Data (of digitale gegevens) zijn het nieuwe goud. Dat horen we vaak. Toch zijn data vermogensrechtelijk niet goed geregeld. Data hebben immers geen plek in het huidige goederenrecht, dat traditioneel de zeggenschap over voor de mens waardevolle vermogensbestanddelen regelt. En uitsluitend ziet op stoffelijke objecten en vermogensrechten. Daardoor hebben data geen eigenaar. En kunnen data ook niet fungeren als het voorwerp van een pandrecht of beslag.
Volgens Koen Swinnen, hoogleraar Privaatrecht en Publieke en Private belangen aan Erasmus School of Law, bevinden data zich op dit moment dan ook in een goederenrechtelijk vacuüm. Hierdoor ontstaan allerlei problemen. Tijdens zijn oratie bespreekt Swinnen de gevolgen van dit vacuüm. Ook beschouwt hij de vraag of en hoe het goederenrecht met data verbonden kan worden. En wat het goederenrecht data zoal te bieden heeft.
Het goederenrecht regelt de relaties tussen personen en goederen. Zo bepaalt het wie de eigenaar is van een goed en welke rechten bij eigendom horen. Daarnaast bepaalt het of en hoe iets in onderpand kan worden gegeven in ruil voor bijvoorbeeld een lening. En hoe een goed in beslag kan worden genomen. Onder goederen verstaat men zaken – stoffelijke objecten – en vermogensrechten – zoals aandelen en schuldvorderingen. Data zijn niet stoffelijk en zijn ook geen rechten. Daarom vallen zij niet onder het goederenrecht. In deze situatie hebben data dus geen eigenaar, is het niet duidelijk wie zeggenschap over data heeft. Men kan data niet in onderpand geven. Noch kan een onbetaald gelaten schuldeiser ze in beslag nemen.
‘De facto’-eigendom van data
In de praktijk leidt dit gebrek aan regelgeving tot een soort quasi-eigendom. Swinnen: “Dat juridische vacuüm leidt er in de praktijk toe dat data gewoon blijven bij degene die het geluk heeft om de data onder zich te hebben. Ook al is dat niet per se de partij die ‘het meeste recht heeft’ op die data. In de literatuur is dan ook, ter aanduiding van de huidige eigendomssituatie van data, vaak sprake van ‘de facto eigendom’.” Volgens Swinnen ontstaat hierdoor een wereld waarin het recht van de sterkste geldt. Of regels als first come, first served.
Contractuele noodoplossing
Het gebrek aan vermogensrechtelijke regels voor data wordt in de praktijk vaak opgelost door contractuele afspraken. “Het is inmiddels vaste praktijk geworden dat men in de overeenkomst afspraken maakt over aan wie de data zullen toekomen. Hierbij schuwt men overigens het gebruik van termen als ‘eigendom’ en ‘eigenaar’ niet.” Lost het contractenrecht zo de tekortkomingen van het goederenrecht op? Volgens Swinnen valt dat tegen: “Ten eerste omdat contractuele afspraken op grond van de contractsrelativiteit enkel tussen de contractspartijen gelden, en derden, zoals schuldeisers of databewaarders, daardoor dus niet gebonden zijn. Ten tweede is het zo dat een contractueel recht om data overhandigd te krijgen, minder sterk is dan de revindicatiebevoegdheid [recht om iets terug te eisen, red.] van een eigenaar, wat met name in het geval van een faillissement van belang is.”
Onlosmakelijke verbinding tussen goed en recht
Kunnen goederenrecht en data dan met elkaar verbonden worden om dit vacuüm weg te nemen? Om die vraag te beantwoorden, gaat Swinnen eerst in op de bijzondere relatie tussen (goederenrechtelijke) rechten en goederen: “In het goederenrecht staan rechten op goederen centraal, waarbij recht en goed onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden: is er geen goed, dan is er ook geen recht, dus geen eigendom of pandrecht.” Met andere woorden, de rechten zijn altijd verbonden aan het onderliggende voorwerp. Bij data is het de vraag waar bijvoorbeeld een eigendomsrecht precies op zou moeten rusten, wat dus het voorwerp van het eigendomsrecht zou (kunnen) zijn.
“Om het voorwerp van goederenrechtelijke rechten te kunnen uitmaken, moet het voorwerp voldoende zelfstandig zijn, wat betekent dat het geen onderdeel van een grotere eenheid mag uitmaken”, dus je kan geen eigenaar zijn van een tafelpoot van een tafel, maar wel van de tafel als geheel. “Daarnaast moet het voorwerp van goederenrechtelijke rechten individualiseerbaar zijn. Die eis houdt, kort gezegd, in dat een rechthebbende het voorwerp van zijn recht moet kunnen aanduiden, hij moet het kunnen afbakenen ten opzichte van al wat er niet onder valt.”
De vraag is nu of in de wereld van data iets kan worden aangeduid dat voldoende individualiseerbaar en zelfstandig is. De zoektocht daarnaar kunnen juristen volgens Swinnen niet alleen aanvatten, maar moet in nauwe samenwerking met IT- en andere specialisten geschieden.
Wat heeft het goederenrecht data dan te bieden?
“Wat het goederenrecht data in de eerste plaats te bieden heeft, is een compact doch omvattend geheel van regels en beginselen,” aldus Swinnen. “Met compact bedoel ik dat het goederenrecht bestaat uit een relatief klein aantal bouwstenen en dus goed te overzien is. Die bouwstenen zijn echter multifunctioneel en kunnen op verschillende manieren met elkaar worden gecombineerd, waardoor uiteindelijk een heel scala aan concrete situaties kan worden gedekt.” Door data met het goederenrecht te verbinden, zouden onmiddellijk heel wat dingen geregeld zijn die moeten worden geregeld om het vermogensrechtelijke vacuüm rond data op te vullen.
Los van deze juridische basis, zou het goederenrecht data (onder meer) verpandbaar, beslagbaar, vererfbaar en revindiceerbaar maken. “Als we dit allemaal samenbrengen, moeten we concluderen dat het goederenrecht data best veel te bieden heeft. De eerdergenoemde vermogensrechtelijke problemen worden opgelost. En met één druk op de knop zijn heel wat dingen geregeld die sowieso moeten worden geregeld. Dit, dankzij de omvattendheid van het goederenrecht, Echter, het goederenrecht is voor data geen kant-en-klaar juridisch regime. In het tussen data en het goederenrecht te bouwen tussenstuk zal nog het een en ander moeten worden vastgesteld en vastgelegd”, aldus Swinnen.