Bijzonder hoogleraar Brigitte Boon: “Alle mensen in de organisatie moeten mee in het veranderproces”

Bijzonder hoogleraar Brigitte Boon: “Alle mensen in de organisatie moeten mee in het veranderproces”

De implementatie van technologische en datagedreven zorgoplossingen gaat in de langdurige zorg niet snel genoeg. Het blijft vaak bij initiatieven die individuele zorgorganisaties ontwikkelen, die na de pilotfase geen vervolg krijgen. Opschaling blijft uit. Dr. Brigitte Boon is op 1 juni 2021 benoemd op de bijzondere leerstoel ‘Data en technologie voor persoonsgerichte en duurzame gehandicaptenzorg’ aan Tilburg University. Haar stip op de horizon is een zorgsysteem waarin technologische oplossingen geïntegreerd zijn in de zorg en het leven van de cliënt.

Aan haar enthousiasme kan het niet liggen dat het allemaal niet snel genoeg gaat. Brigitte Boon praat met veel passie over wat haar vak en haar agenda behelzen. Technologie en datagedreven zorg zijn dan ook noodzakelijk om de zelfredzaamheid, bewegingsvrijheid en activiteit van cliënten in de langdurige zorg verbeteren, benadrukt zij. De urgentie komt ook uit andere hoeken. De krappe arbeidsmarkt levert te weinig zorgmedewerkers op, de vergoedingen nemen af en door de vergrijzing hebben steeds meer mensen (complexere) zorg nodig. Zorgmedewerkers moeten dus met minder mensen en minder geld, meer zorg voor meer mensen leveren.
Boon is naast bijzonder hoogleraar ook hoofd wetenschappelijk onderzoek van zorgorganisatie Siza en bestuurder van Academy Het Dorp, de stichting die door Siza in het leven is geroepen om de zorg te innoveren. Ze begon er in januari 2018. Daarvoor werkte ze onder meer tien jaar bij Trimbos Instituut, ‘instituut voor mentale gezondheid’, waar ze met haar teams en het Innovation Center onderzocht wat wel en niet werkt waar het e-mental-health betrof.

Pilotfase

Siza was altijd al veel bezig met innovatie, vertelt Boon aan de telefoon. Maar veel technologische implementaties kwamen niet verder dan de pilotfase, een euvel dat andere langdurige zorgorganisaties zullen herkennen. Redenen? De technische oplossingen worden niet duurzaam geïntegreerd in de zorg en het leven van alledag. Daardoor belandt veel technologie na de pilotfase in de kast van de zorgorganisatie. Boon: “Je moet daarom kijken wat nodig is om duurzame oplossingen te integreren in het zorgproces. Moeten processen aangepast worden? Medewerkers opgeleid? Moet het leiderschap ontwikkeld worden?” ‘Harde’, technologische oplossingen moeten dan ook hand in hand gaan met die ‘zachte’ kant, vertelt ze. Daarnaast haken financiers na de pilotfase af, waardoor het project vaak ophoudt; zorgverzekeraars met name, die nog steeds primair betalen voor het leveren van fysieke zorg. Mogen pilots vaak nog wel op financiering rekenen, uitrol in de organisatie niet. Gevolg: technologie die een deel van de fysieke zorg kan overnemen, wordt vooralsnog vaak niet vergoed. Zie daar een perverse prikkel in het systeem om vooral fysieke zorg te blijven leveren.

De bijzondere leerstoel van Boon moet verandering brengen. Drie pijlers heeft zij voor haar onderzoek. 1) Effectonderzoek naar de toegevoegde waarde van technologische en datagedreven oplossingen. 2) Implementatieonderzoek naar bevorderende en belemmerende factoren bij het duurzaam ingebruiknemen. En 3) onderzoek naar kosteneffectiviteit: welke technologie draagt er op welke manier aan bij om de gehandicaptenzorg effectief en betaalbaar te maken? Implementatieonderzoek, de tweede pijler, vindt getrapt plaats. Wat wil dat zeggen? Boon: “De lessons learned van implementatie in de ene organisatie worden telkens meegenomen naar de volgende organisatie. Dat kon in het verleden niet altijd, omdat in regulier wetenschappelijk onderzoek gerandomiseerd werd naar bijvoorbeeld het wel of niet inzetten van een nieuwe technologie. Daarbij moesten de implementatieactiviteiten voor alle organisaties die in de experimentele groep zaten hetzelfde zijn. We laten dat nu los zodat iedere nieuwe organisatie weer profiteert van eerdere lessen.”

Veranderproces

Er loopt al het nodige onderzoek, legt Boon uit. “Mijn rol is knoopjes leggen tussen de praktijk, de wetenschap en het beleid bij bijvoorbeeld het ministerie van VWS.” We weten al, doceert ze, dat implementatie van technologische en datagedreven oplossingen een veranderproces inhoudt. Mensen, zowel cliënten als zorgmedewerkers, moeten gaan voelen en ervaren dat ze het kunnen, het werken met nieuwe middelen. Boon: “Implementatie gaat over gedrag, ander gedrag, waarvoor ze vertrouwen in zichzelf nodig hebben. Dat betreft de cliënt en de zorgmedewerker, maar ook de afdeling IT en de afdeling HR. Van iedereen in de organisatie is dat andere gedrag nodig.”
Met een voorbeeld licht ze het toe. Neem de implementatie van de ‘smart diaper’, slim incontinentiemateriaal. Cliënten die zelf niet naar het toilet kunnen, werden in de oude situatie enkele keren per dag op vaste tijdstippen verschoond. Met een slimme luier hoefde dat niet meer, want een sensor geeft aan wanneer iemand verschoond moet worden. Toch bleven medewerkers op vaste tijdstippen verschonen. Ze waren dat immers zo gewend. En: het moest toch een paar keer per dag, dan maar liever op een vast tijdstip. Boon: “Je moet in zo’n situatie de meerwaarde van de techniek laten zien, dat er minder lekkages zijn, minder verzorging nodig is, wat dus meer rust oplevert voor zowel cliënt als zorgmedewerker. Mensen niet meer ’s nachts wakker maken als het niet nodig is, bijvoorbeeld.” Maar, benadrukt Boon nogmaals, je moet alle geledingen van de organisatie erbij betrekken. Ook IT moet hierin mee. De signalen komen immers binnen op een app. Zij moeten de zorgmedewerkers voorzien van juiste middelen en de vaardigheden om ermee om te gaan, al dan niet samen met HR.

Winst laten zien

‘Medewerkers meekrijgen’; het is een vaker genoemde hobbel bij implementatie van techniek. Dat gaat makkelijker als ze zien wat technologie oplevert, net als bij de slimme luier. Boon: “Als de winst bijvoorbeeld het welbevinden van de cliënt, zijn zelfredzaamheid of zelfwaardering is, verandert de houding van de medewerker vaak. Essentieel is ook hier: veel aandacht voor de implementatie hebben.” En: medewerkers moeten vanaf het begin betrokken zijn, niet pas als de technologie geïmplementeerd wordt. Boon: “Je moet eerst met cliënt en medewerker samen onderzoeken wat goed is voor beiden. Met elkaar antwoorden formuleren op vragen als: wat moet er opgelost worden? Wat kan er allemaal en wat kan niet?” Boon zegt bovendien dat je niet alleen de early adopters nodig hebt, die voor de troepen uit willen rennen, maar ook de medewerker die het meeste tegen de techniek is. “Dat wordt soms de beste ambassadeur, omdat diegene de weerstand het beste begrijpt.”

Weerstand tegen techniek betekent in ieder geval niet meer dat de techniek er niet komt. Als medewerkers, maar ook familieleden, ethische bezwaren hebben tegen een bepaald stuk techniek, is er een methode: begeleidingsethiek. (Zie hiervoor: https://ecp.nl/project/aanpak-begeleidingsethiek/) De basisvraag is dus niet of de techniek er komt, want die komt er. De ethische vragen gaan over ‘het hoe’. De methode bestaat uit drie stappen. De eerste is het beschrijven van de techniek. Alle betrokkenen, cliënt, begeleider en verwant, beschrijven de voor- en nadelen van de techniek vanuit hun eigen gezichtspunt. De tweede stap is dat daaruit de ethische overwegingen komen bovendrijven, zoals de kwaliteit van zorg, privacyaspecten en veiligheid. Per ethische waarde volgt in de derde stap het formuleren van handelingsopties. Neem veiligheid: wat kan ik doen om de veiligheid te optimaliseren? Mogelijk antwoord: het trainen van medewerkers.

Privacyoverwegingen

De meerwaarde van deze methode is dat alle betrokkenen de voor- en nadelen van anderen horen, waar ze zelf niet direct aan denken. Boon: “Neem nachtzorgtechnologie voor mensen met meervoudige beperkingen die ’s nachts wakker worden en dan bijvoorbeeld hun kamer overhoophalen. In het verleden waren we aangewezen op continu-uitluisteren, wat vanuit privacyoverwegingen niet altijd wenselijk is. Nu kunnen we alarmering per persoon afstemmen. Voor de ene cliënt als de deurklink beweegt, voor de andere zodra er een luid geluid klinkt.” Boon vertelt dat ook hier alsnog nachtrondes werden gehouden, omdat verwanten maar ook medewerkers bezorgd waren dat het alarm toch niet snel genoeg zou afgaan. “Tot een vader van een meervoudig beperkte zoon vertelde dat door deze technologie zijn zoon langer thuis had kunnen wonen. Hij kreeg altijd een seintje van de regiecentrale als hij moest gaan kijken, op het juiste moment. Daardoor kreeg deze vader zijn nachtrust terug. Zijn verhaal zette alle aanwezigen aan het denken.”

De leerstoel van Boon is in ieder geval voor vijf jaar. Over wat nu prioriteit heeft, denkt ze even na. Haar antwoord volgt onomwonden. “Het gebruik van data in de langdurige zorg is nu nog minder gebruikelijk dan in de ziekenhuiszorg. Daarmee moeten we in de langdurige zorg snel slagen gaan maken. Leren van data in ECD’s, in alarmeringssystemen, maar ook uit nieuwe technologie als wearables en domotica.”

Over de leerstoel

De leerstoel die Brigitte Boon bekleedt, is ingesteld door Siza en Academy Het Dorp; zij menen dat samenwerken met het bedrijfsleven en onderzoek doen in en met de praktijk, voorwaarden zijn voor snellere integratie van technologische oplossingen in de langdurige zorg. De leerstoel is ondergebracht bij Tranzo, wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van Tilburg University, waar wetenschap en praktijk samen optrekken, bijvoorbeeld door de inzet van science practitioners.

Lees ook: