In deze tijd van het jaar storten tienduizenden leerlingen in groep acht zich op de verplichte eindtoets. Een belangrijk testmoment, dus vooraf moet er natuurlijk flink geoefend worden. Ik sprak iemand die met zijn dochter een paar online oefentoetsen had gemaakt. Hij verbaasde zich over het gebrek aan vragen over de digitale wereld. Nieuwsgierig geworden opende ik een willekeurige website met oefenvragen. Vraag één: ‘Wat betekent mediatheek?’ Antwoordopties: ‘Videotheek, nieuwsbericht, documentatiecentrum, krant.’ Videotheek? Dat is inderdaad schrikken!
Waarom verwachten we anno 2018 van kinderen nog dat ze weten wat een videotheek is? Natuurlijk: de eindtoets meet taal- en rekenvaardigheid, geen kennis. Maar de inhoud van de vragen zegt wel iets over de wereld waarin kinderen die vaardigheden toe moeten passen. De impliciete boodschap is dat het belangrijk is om uit te kunnen rekenen hoeveel eieren je kunt kopen voor een tientje, of hoeveel kralen er aan een ketting passen. Waarom niet vragen hoeveel foto’s er op een sd-kaart passen?
Ik maak me oprecht zorgen over de groeiende kenniskloof tussen de mensen aan het front van de digitale transformatie en de mensen in de achterhoede. Neem een begrip als ‘de cloud’. Er zijn anno 2018 complete magazines, websites en congressen die alle ins en outs van cloud-computing behandelen. Maar tegelijkertijd kunnen heel veel mensen je niet uitleggen wat de cloud is. Laatst hoorde ik iemand de cloud definiëren als ‘andermans computers’. Ik snap waar die gedachte vandaan komt, maar door het zo te formuleren doe je de cloud echt ernstig tekort. Dat lijkt misschien triviaal, maar dit soort foute definities hebben invloed op het beeld dat mensen hebben van de digitale wereld. Het maakt nogal uit of je de foto’s van je pasgeboren kind opslaat in een zwaarbeveiligde bunker met superefficiënte apparaten die 99,99 procent van de tijd draaien, of op ‘andermans computer’. Bovendien doet de cloud natuurlijk veel meer dan het bewaren van data.
Dit is belangrijk, want beroepen digitaliseren in hoog tempo. We willen dat mensen niet alleen een reëel beeld hebben van technologie, maar ook inzicht hebben in de kansen die het biedt in hun eigen werkomgeving. Dat begint in het basisonderwijs, maar ook met de juiste metaforen. Daar hebben we als sector zelf een verantwoordelijkheid in. De taal die wij gebruiken om onze producten aan te prijzen is bepalend voor de ideeën die mensen hebben over technologie.
De cloud is dus geen wolk met data. En data zijn niet het nieuwe goud. Of de olie van de digitale economie. Ik snap sowieso niet waarom we iets dat exponentieel groeit zouden vergelijken met schaarse fossiele grondstoffen. Voor een sector die de ambitie heeft in 2030 klimaatneutraal te zijn, is het ook nog eens een ongelukkige associatie. Daarnaast leiden dit soort metaforen tot verwarrende discussies over eigendom van data. Veel data is ‘van’ niemand. Van de tientallen terabytes aan data die een zelfrijdende auto dagelijks genereert, zal slechts een fractie door mensen worden bekeken.
Kortom: basiskennis van digitale begrippen is voor elke Nederlander een must. We moeten zorgen dat de basis voor onze digitale woordenschat al in het primair onderwijs wordt gelegd. Laat ik daarom een suggestie doen voor een vraag in de CITO-toets van 2019: ‘Wat betekent de cloud?’ De antwoordopties ‘een wolk met data’ en ‘andermans computer’ zijn in ieder geval fout.