De Jonge: overheid laat eigen coronatracker-app maken

Fraunhofer

Geen van de coronatracker-app uit de Appathon van afgelopen weekend heeft de eindstreep gehaald. Waar eerder deze week deskundigen al de conclusie trokken dat geen van de apps goed genoeg was, trekt nu ook minister de Jonge van Volksgezondheid deze conclusie.

De overheid gaat nu zelf een app ontwikkelen die aan alle eisen voldoet. Hoe  precies is nog niet bekend. Wel is duidelijk dat naast strenge veiligheidseisen ook toegankelijkheid een rol gaat spelen in de ontwikkeling.

 

Taskforce

Er komt een speciaal team voor de ontwikkeling van de app. De GGD en het RIVM maken hiervoor twee taskforces. De Jonge verwacht vier weken nodig te hebben voordat er weer een besluit kan vallen. De eerste resultaten zijn volgende week zichtbaar.

Verder moet de GGD intussen duidelijk maken wat de eisen zijn voor digitale ondersteuning van bron- en contactonderzoek. In elk geval is gedragswetenschappelijke begeleiding bij introductie van apps cruciaal is.

 

Inzet

De Jonge prijst in een Kamerbrief de grote inzet van verschillende partijen die meteen na de vraag van de minister aan de slag zijn gegaan met ontwikkeling van een coronatracker-app. “Ik ben onder de indruk van de kracht van alle app-bouwers die ik aan het werk heb gezien en van hun lef om op zo korte termijn deel te nemen aan een publieke beproeving van hun voorstellen,” schrijft de Jonge.

Daardoor zijn er volgens de minister nu wel “goede basis in kennis en vergevorderde oplossingen om verder op te bouwen. Daarom is het mijn inzet om snel te kunnen beschikken over een team met de juiste bouwers en ook met experts op het gebied van onder andere informatieveiligheid, privacy, grondrechten, nationale veiligheid en inclusie. Mensen die in staat zijn om samen de digitale ondersteuning te realiseren die nodig is volgens epidemiologen en die voldoet aan alle randvoorwaarden.”

 

Verplichting

De nieuwe RIVM-taskforce gaat zich bezighouden met aspecten van gedragswetenschap zodat die uitkomsten meegenomen kunnen worden. In deze taskforce zitten vooral wetenschappers. De Jonge stelt in zijn brief dat er zeker geen verplichting komt. Daarvoor gaat ook een wet komen die   verplichting van het gebruik van dit soort apps verbiedt.

Volgens de Jonge gaan de AP, het College voor de Rechten van de Mens, het NCSC en de NCTV ook dit keer meedoen met de ontwikkeling van een coronatracker-app. Cruciale randvoorwaarden zijn privacy, informatieveiligheid, grondrechten, nationale veiligheid en toegankelijkheid. Een andere randvoorwaarde is vrijwillig gebruik. De instanties gaan bij de ontwikkeling van de app toezien op de naleving en het voldoen aan de AVG.

Ontwikkeling van een coronatracker-app gebeurt overigens overal in Europa. Inmiddels zijn vijf Europese landen bezig met digitale middelen die het bron- en contactonderzoek van de GGD ondersteunen. In Oostenrijk, Noorwegen, Tsjechië, IJsland en Cyprus gebruikt men inmiddels apps. In veel andere landen worden voorbereidingen getroffen. Duitsland wilde oorspronkelijk na Pasen een app invoeren, maar dat is drie weken uitgesteld.

 

Maatschappelijk debat

De Jonge zegt blij te zijn met het maatschappelijke debat dat rond de Appathon op gang kwam.
“Ik denk niet licht over de invoering van digitale ondersteuning van bron- en contactopsporing. Ik zal geen concessies doen aan de randvoorwaarden. Ik deel de conclusie dat niet de technologie zelf de uitweg uit de lockdown zal bieden, maar het gedrag van de mensen in de samenleving.”

De inzet van apps kan ook bij thuisrapporteren behulpzaam zijn. Zo kunnen apps hier de reguliere monitoring van contacten minder arbeidsintensief voor GGD’s maken en het bereik  vergroten.

Gerelateerde berichten...