Digitale zorg op maat

zorgtech Hand van arts uit smartphone digitale kloof

Dé oplossing voor digitale kloof in de zorg

Wie ziek is, zoekt meestal op internet naar informatie over de diagnose en mogelijke behandelingen. En sinds nagenoeg iedereen een smartphone heeft, is de toegang en dus het gebruik van internet voor iedereen gelijk, toch? Niets is minder waar. De verschillen tussen de digitale vaardigheden van mensen zijn groot. De oplossing? Voor iedere patiënt digitale zorg op maat.

Op 7 juli jongstleden promoveerde Mies van Eenbergen op het onderwerp ‘kanker en het internet’ aan Tilburg University. Ze onderzocht waarvoor patiënten internet inzetten en bracht daarvoor twee jaren in kaart: 2005 en 2017. Omdat het echter in alle gevallen ging om patiënten die online werden bevraagd, zijn de verschillen tussen die twee jaren waarschijnlijk niet zo groot als wanneer patiënten op een andere manier bevraagd zouden zijn. Anders dan de tegenwoordige alomtegenwoordigheid van smartphones was de iPhone in 2005 nog niet eens geïntroduceerd. Zoeken op internet kon alleen thuis of op kantoor. Wie dus online de vraag kreeg naar online zoekgedrag, had die stap naar de PC al gemaakt. Niettemin zijn de conclusies van Van Eenbergen interessant. Bijvoorbeeld haar conclusie over de grootste verandering in 12 jaar tijd: in 2017 zeiden patiënten veel vaker dan in 2005 dat zij actief betrokken wilden worden bij hun ziekte- en herstelproces. Een conclusie die de tijdgeest mooi weergeeft van de mondige patiënt die meer dan vroeger (mede) de regie wil voeren over zijn eigen zorgproces.

Verschil in vaardigheden

Het onderzoek van Van Eenbergen laat vooral zien dat er tussen mensen veel verschil is in vaardigheden op het gebied van lezen, digitale technologie, en algemene gezondheidsvaardigheden. Dat is in 2005 zo, maar ook in 2017; het (digitale) leven is er niet makkelijker op geworden. Van Eenbergen: “Om online betrouwbare informatie te vinden, zijn naast gezondheidsvaardigheden in toenemende mate ook digitale vaardigheden nodig. Maar met elke extra vaardigheid haakt een deel van de doelgroep af.” Dat heeft voor een klein deel te maken met leeftijd, ouderen zijn niet opgevoed met internet, maar het heeft voor een groter deel te maken met opleidingsniveau. Hoogopgeleiden vinden beter hun route op de digitale snelweg dan lager opgeleiden, waardoor de hoogopgeleide patiënten het meest profiteren van wat internet te bieden heeft.

Eigen oncoloog eerst

De informatiebehoefte is onder alle groepen mensen echter vergelijkbaar, laat het onderzoek zien. Patiënten willen toegang tot hun eigen gezondheidsgegevens (patiëntendossier), ze willen betrouwbare en begrijpelijke informatie en een kleiner deel, zo’n 20 procent van de patiënten, heeft behoefte aan verhalen van lotgenoten. Ook onder laagopgeleiden leven deze wensen. Zij missen alleen vaker de vaardigheden om dit ook voor elkaar te krijgen. Wat ook voor een brede groep van patiënten geldt: hun eigen oncoloog/zorgverlener is degene op wie ze het meeste vertrouwen, waar het aankomt op medische informatie. Een van de aanbevelingen die Van Eenbergen dan ook doet, is het aansporen van zorgverleners om de (online) informatiebehoeften te bespreken en patiënten gericht te verwijzen naar betrouwbare websites bedoeld voor patiënten.

Digitale zorg op maat

Een oplossing voor de digitale kloof die Van Eenbergen constateert, geeft ze ook: eigenlijk zou iedere patiënt op maat bediend moeten worden. Naast generieke informatie dus informatie die op de situatie van de patiënt is toegesneden. “De zorgverlener kan de hoogopgeleide patiënt verwijzen naar betrouwbare websites en andere online interventies. De laagopgeleide patiënt heeft meer mondelinge toelichting nodig, aangevuld met uitleg over digitale ondersteuningsmogelijkheden.” Voor mensen die digitaal minder vaardig zijn, kan informatie aldus laagdrempeliger worden aangeboden. Als het ziekenhuis hierin voorziet, hoeven patiënten niet zelf op zoek naar voor hen relevante informatie, met allerlei obstakels van dien. Maar, waarschuwt ze ook: ‘informatie op maat’ is lastig te bepalen, omdat mensen onderling nou eenmaal enorm verschillen. De ene laagopgeleide mens is de andere niet. En dat geldt natuurlijk ook voor hoogopgeleiden. Onderzoekers, zorgverleners en taalkundigen moeten dan ook samenwerken aan ‘eenheid van taal’ om het gezamenlijke besluitvormingsproces tussen patiënten, naasten en zorgverleners te faciliteren. Laten we in Nederland nou middenin dat proces zitten.

E-health meer regulier in de ggz

In de oncologie voelt het gebruik van e-health vaak nog als ‘extra’, terwijl het ook – zoals in de ggz – onderdeel kan zijn van het reguliere zorgaanbod. In de geestelijke gezondheidszorg is e-health immers al een tijdje aan een opmars bezig. Meestal ter ondersteuning van een reguliere behandeling, maar ook preventief om een zwaardere zorgbehoefte te voorkomen. Promotieonderzoek uit 2017 van Claudia Buntrock aan de Vrije Universiteit laat zien dat online interventies het ontwikkelen van een depressie kunnen voorkomen, tot wel 40 procent ten opzichte van de controlegroep die alleen toegang had tot reguliere zorg. Ook bij dit onderzoek bleek wel dat hoogopeleide mensen beter hun weg vinden met e-health dan lager opgeleide mensen.
Onderzoek verder van huis (University of Washington in Seattle) toont aan dat e-health ook bij ernstige psychische stoornissen als schizofrenie, bipolaire stoornis of depressie via de smartphone een geslaagde interventie oplevert. Deelnemers die zorg via de smartphone ontvingen, gingen eerder over tot die behandeling dan deelnemers aan een regulier zorgprogramma.
Of het nu om oncologie, ggz of andere vormen van zorg gaat, in alle gevallen spelen zorgverleners hierbij een belangrijke rol. Ontwikkelaars kunnen hun steentje bijdragen door patiënten te betrekken bij de ontwikkeling van applicaties. Mies van Eenbergen: “We zien dat de wensen van patiënten als het gaat om e-health groter zijn dan de mogelijkheden. Patiënten willen het graag. Het helpt ook als patiënten de wens om ondersteund te worden met e-health nadrukkelijker kenbaar maken, zodat het meer gaat leven.”

Gerelateerde berichten...