De zaak was aangespannen door privacyorganisatie Privacy First, internetprovider BIT en de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Twee voip-providers, SpeakUp en Voys, en de branchevereniging voor strafrechtadvocaten voegden zich bij de zaak.
“De rechter is zich ervan bewust dat buitenwerkingstelling ingrijpende gevolgen kan hebben voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten”, stelde de rechtbank in het vonnis. ” Dat rechtvaardigt echter niet dat de inbreuk op de privacy blijft voortbestaan. Inbreuk op het Europese mensenrechtenverdrag mag enkel als dat strikt noodzakelijk is.”
Groot pijnpunt is volgens de rechter dat er geen onafhankelijke partij is die controleert of de overheid zich aan de regels houdt. De overheid wijst naar het Openbaar Ministerie als verantwoordelijke partij. De rechtbank is het daar echter niet mee eens.
Verder stelt de rechter dat er geen waarborgen in de wet zijn gemaakt die zeker stellen dat de bewaarplicht alleen gebruikt wordt voor bestrijding van ernstige criminaliteit. Die zekerheden zouden er wel moeten zijn.
Het is nog onduidelijk of de beslissing alleen geldt voor de providers die de zaak aanspanden, of meteen in werking gaat voor alle providers. Is het eerste het geval, kunnen andere providers wel zelf een kort geding starten.
Aanleiding
Directe aanleiding voor de zaak was de ongeldigverklaring van de Europese richtlijn waarop de Nederlandse bewaarplicht is gebaseerd, door het Europese Hof van Justitie. Het kabinet handhaafde toen de Nederlandse bewaarplicht en paste enkel de wet een beetje aan.
Dat laatste was voor de organisaties die de zaak aanspanden de druppel die de emmer deed overlopen. “Wij willen dat de Staat zich aan het Europese recht houdt”, stelde een advocaat van een van de eisers tijdens de zitting van drie weken geleden. “Daarom moet de bewaarplicht buiten werking worden gesteld, totdat de wet in lijn is met de Europese regelgeving.” De organisaties eisten daarbij dat er geen nieuwe data wordt vastgelegd.