Gartner Healthcare 2015: Waar waren de zorginstellingen?

Portret Rube van Poelgeest, columnist bij ictmagazine.nl ransomware

Met 5.500 bezoekers, ruim 140 exposanten en meer dan 390 presentaties was het traditionele Gartner Symposium, dat afgelopen november in Barcelona plaatsvond, opnieuw een symposium van betekenis. Een Gartner-official verzuchtte dat het symposium dit jaar ruim 8000 mensen moest faciliteren.Deelnemers en staf van Gartner tezamen, wel te verstaan.

De grenzen van de logistieke mogelijkheden zijn zo ongeveer bereikt, vindt hij. In de USA bestaat inmiddels een stop op het aantal deelnemers. Toch was het aantal aanwezige Nederlandse zorginstellingen op één hand te tellen.

Toegegeven: er waren nauwelijks presentaties over ICT en zorg. Totaal twee. Toch ben ik van mening dat deze conferentie, en Gartner in zijn algemeenheid, interessant is voor de verantwoordelijken voor informatietechnologie in gezondheidszorginstellingen. Uiteindelijk komen we toch terecht bij de patiënt en die is ook consument. Hij of zij gebruikt smartphones en wordt steeds mondiger. Bovendien is de infrastructuur van bijvoorbeeld een ziekenhuis inmiddels wel de achilleshiel van een ononderbroken levering van zorg.

Tegenwoordig is dat zonder robot ondenkbaar en is het uitvallen van wifi rampzalig. Ook zullen zorginstellingen de cloud moeten gaan gebruiken, al was het maar om naadloze communicatie tussen de eerste, tweede en derde lijn te verzorgen. Een ict-manager van een groot topklinisch ziekenhuis meldde mij dat zijn ambitie is: het leveren van een stabiele, flexibele en betaalbare onderlaag van de informatievoorziening. Een onderlaag die bestaat uit het implementeren van een ‘state of the art’-infrastructuur, die vitaal blijft en een platform kan zijn voor digitale innovatie.

Nu die infrastructuur er is, is hij het afgelopen jaar onder andere aan de slag gegaan met ‘analytics’ om het voor het ziekenhuis mogelijk te maken om met behulp van dashboards te sturen. Dat zijn thema’s waarmee ook andere bedrijfstakken volop bezig zijn en waarover je op dit symposium veel kunt leren. De overige 350 presentaties waren vaak gelardeerd met voorbeelden uit specifieke bedrijfstakken, ook uit de gezondheidszorg. Dat kwam dit jaar toch ook door de focus die Gartner zette op het Internet of Things (IoT’s). Bovendien werd voortgeborduurd op de ‘Nexus of Forces’ dat in 2012 werd geïntroduceerd.

Internet of Things
Informatie wordt in toenemende mate gegenereerd door IoT’s: de integratie en samenvloeiing van krachten opgewekt door cloud, mobiel, sociale media en informatie. IoT’s bestaan uit miljarden nieuwe objecten en sensoren die allemaal realtime data genereren. Het internet van dingen omvat hardware, embedded software (software die de aangesloten functies mogelijk maken), connectiviteit, communicatiediensten en informatiediensten. Prognose in 2020: meer dan 26 miljard IoT’s. in 2016 30 procent meer dan in 2015, en in 2016 elke dag 5,5 miljoen meer. Volgend jaar wordt elke minuut 2,3 miljoen euro besteed aan ‘the internet of things’. Binnen vijf jaar komen elk uur 1 miljoen ‘dingen’ online.

De toepassing van de IoT’s zijn legio. Vooral consumenten gebruiken ze: nu 3 miljard, in 2020 13 miljard. Ze worden gebruikt voor bijvoorbeeld ‘smart homes’, keukenapparatuur en energie-management. Maar ook bedrijven gaan het steeds meer gebruiken. Om in te bouwen in bestaande apparaten zoals auto’s, fabrieken en beveiliging (2020: 4,4 miljard). Maar ook om nieuwe producten te bedenken.

Er zijn tal van voorbeelden: nieuwe sensoren in de gezondheidszorg of sensoren die het risico van een autobestuurder in kaart brengen voor een verzekeringsmaatschappij (2020: totaal 2,9 miljard). Duidelijk is ook dat daarmee een heel scala aan nieuwe problemen opduikt, zoals privacy- en security-issues. De eerste toepassingen waren vooral gericht op kostenbesparingen, de klassieke manier van automatiseren. Gartner verwacht nu dat er complete nieuwe businessmodellen gaan ontstaan en dat ‘cross industry’-toepassingen in 2020 de overhand hebben.

Een markant voorbeeld hiervan is een lamp waar een ‘wifi-repeater’ is ingebouwd. Dit jaar zette Gartner sterk in op de toegevoegde waarde van ‘embedded software’ in de IoT’s. Die maken volgens Gartner het verschil. Het thema van dit symposium was dan ook ‘Time to take algorithms seriously’.

Technology and Business in 2030
De achtergrond van dit thema werd goed opgebouwd in de presentatie ‘Technology and Business in 2030’ van Steve Prentice. Hij beschrijft de vier grote bewegingen die de vraag naar diensten en producten dramatisch zullen beïnvloeden. De eerste is de Urbanisatie. In 2030 woont 70 procent van de mensheid in grote steden. Dat heeft grote invloed op hoe diensten geleverd gaan worden.

Een andere grote beweging is dat we almaar ouder worden. Dat de armoede van deze mensen ook in de meest arme gebieden zal afnemen, is een derde belangrijke beweging. Men heeft dus steeds meer te besteden. Vooral de zogeheten middenklasse groeit sterk. De laatste grote beweging is de zuid/oost-drift. We zien vooral het verre oosten, zoals China, sterk groeien ten opzichte van Europa en Noord-Amerika.

Deze vier krachten beïnvloeden de vraag naar moderne technologie, zoals smartphones en cloudtechnologie. Maar ook daar zijn de nodige ontwikkelingen gaande, die de vraag verder zullen gaan versterken. We krijgen de beschikking over onbeperkte computercapaciteit in de cloud, apparaten worden steeds intelligenter en genereren heel veel data die we vervolgens met steeds krachtiger tools gaan analyseren en dat brengt tot slot ethische en veiligheidsvragen met zich mee. De vraag is vooral of we uit ethisch oogpunt al die gegevens wel kunnen gebruiken. Zijn stelling is dat de combinatie van de wereldwijde ontwikkelingen en de ontwikkelingen van de technologie een aantal fundamentele ontwikkelingen gaan veroorzaken.

Zo wordt alles persoonlijker. Vroeger was ‘big is beautiful’ het thema. Dat is niet langer zo. Prentice vertelt dat eenmansbedrijven kunnen concurreren met multinationals en dat productie heel individueel kan worden ingezet door 3D-printing. Vroeger ging het om grote robots, maar ze worden steeds kleiner. Zwermen kleine robots kunnen veel beter oogsten dan grote ‘harvesters’. Dit zeer tot frustratie van de boeren die van grote tractoren houden. Verder is er sprake van een verandering van de klassieke hiërarchieën. ‘Peer to peer’ en de ‘crowd’ zijn de nieuwe manier van zaken doen.

Controlemechanismen worden anders en zelfregulering wordt de nieuwe standaard. De derde verandering die hij beschrijft is de wijze waarop we omgaan met ‘assets’. We kopen geen eigen auto meer, maar delen hem. We gaan niet meer naar een restaurant, maar bestellen met behulp van slimme apps bij diverse take-away restaurants onze gerechten. Zelfs reputatie is niet meer ‘fixed’. Het verandert door sociale aanbevelingen en het wordt een variabele score. Geld leen je niet meer bij een bank, maar leen je van de crowd. Kennis wordt vervangen door de ‘cloud based virtual assistant’. Ervaring komt uit de ‘community’. Vooral banken zullen moeten leren leven met een andere kijk op ‘fixed assets’.

Een vierde verandering gaat over de positie van slimme devices zoals smartphones. Of eigenlijk over de connectiviteit die het biedt. Apparatuur wordt immers steeds slimmer en doet dingen zelfstandig. In plaats van het gebruik van smartphones zullen chips geïmplementeerd worden bij mensen die die functie overnemen. En de cloud weet van tevoren wat we willen. De ‘personal assistant’ van Microsoft Cortana is daarvan een eerste voorbeeld. Met alle gevolgen voor de aansprakelijkheid voor genomen beslissingen. Apparaten kunnen we niet vervolgen voor verkeerde beslissingen. Stel dat we in een slimme auto zitten en een aanrijding veroorzaken. Wat dan?

Een vijfde verandering is volgens Prentice de explosie van gegevens en de conclusie dat computers eigenlijk beter beslissingen kunnen nemen op basis van deze enorme hoeveelheden informatie dan mensen. De positie van mensen in bedrijven is vaak gebaseerd op de kwaliteit van de genomen beslissingen en dat staat nu onder druk. De zesde verandering die op til is in 2030 betreft het maken van nieuwe materialen. Het manipuleren van chromosomen is daarvan een voorbeeld.

En in 2030?
Wat betekent dit nu voor 2030? Duidelijk is volgens Prentice dat de aanwezigheid van ‘dingen’ alles bepalend is. In 2030 zullen er 26 miljard zijn en volgens IBM 100 miljard in 2050. Tachtig procent wordt nu gebruikt voor het managen van spullen. Op afstand meten of iets kapot is, zonder dat je het hoeft te bezoeken. Of het intelligente tennisracket.

Gekoppeld aan deze spullen ontstaat de ‘product cloud’: alle gegevens die door alle ingebouwde sensoren over het product ontstaan. Deze ‘product cloud’ is waarschijnlijk meer waard dan het product zelf. Als je het product dan ook nog gratis krijgt, waarschuwt Prentice, dan ben je waarschijnlijk zelf het product. Tesla komt langs als een computer op wielen. Zijn stelling is dat elk product digitaal wordt. Hij voorspelt dat in 2020 meer dan 75 procent van de S&P 500 bedrijven nu nog niet bestaan.

Vroeger bestonden bedrijven gemiddeld 70 jaar. Dat wordt slechts 15 jaar. En de nieuwe bedrijven bestaan nu wellicht al in kleine vorm, ‘under the radar screen’. Bedrijven besteden nu veel geld aan het bestuderen van de concurrentie. Dat is zinloos, want de gevaarlijke bedrijven zijn de slimme kleintjes. Het zijn bedrijven die zich niet aan de ‘regels’ houden. En als ze dan succesvol worden, is het te laat om te reageren. Hij stelt dat er bijvoorbeeld gekeken moet worden naar ‘aanpalende’ bedrijven, die met dezelfde problemen worstelen. Hij noemt de gezondheidszorg en de financiële industrie als voorbeeld.

De kosten van de gezondheidszorg zijn zo hoog en stijgen zo hard dat een combinatie van healthcare en financiële industrie voor de hand ligt. Hij noemt de verzekeringsindustrie, die bestaat bij de gratie van het delen van risico’s. Maar als we alle risico’s kennen en kunnen voorspellen, dan heeft dat model geen zin meer. Volvo heeft aangekondigd dat het bereid is het risico van aanrijdingen over te nemen als hun auto’s autonoom rijden. Airbnb en Uber zijn markante voorbeelden. Die bieden betere service. Maar spelen niet volgens de regels, zo luidt het verwijt. Is dat niet waarover concurrentie gaat? Het creëren van een concurrentievoordeel?

Volgens Prentice gaat het over het ‘aggregated virtual asset model’. Het gaat niet over het bezit zelf, maar om de afgeleide informatie. Dat is geld waard. Uber heeft het bezit van auto’s van de hand gedaan en laat dat aan anderen over. Dit in tegenstelling tot het klassieke taxibedrijf dat taxi’s heeft en chauffeurs in dienst heeft. Uber weet waar de klant is en waar hij naartoe wil.

Het bedrijf weet waar de taxi’s zijn en combineert deze kennis in de virtuele wereld. Ze hoeven dus geen auto’s te bezitten, en dat is goedkoop. Hij noemt ook de ‘sharing economy’, waarbij mensen bezit delen omdat ze het niet altijd nodig hebben. Nu al populair bij consumenten, maar bedrijven gaan dat ook doen.

Ook Airbnb verschuift de regels. Consumenten vinden het perfect, maar de hotelsector staat te trillen op zijn grondvesten. Ze besteden geen geld meer aan marketing maar gebruiken ‘mond tot mond’-reclame. Wat er feitelijk gebeurt is dat google-achtige bedrijven tussen klassieke bedrijven en hun klant inkruipen. En met google-achtige bedrijven bedoelt Prentice bedrijven die informatie belangrijker vinden dan geld.

Hij stelt verder dat in toekomstige bedrijven in plaats van mensen ‘smart machines’ het werk zullen doen. Dat is een oud verschijnsel, maar het zal nu op een andere manier gebeuren. Niet door mensen simpelweg door machines te vervangen. Machines zijn erg goed in ‘performance’ en ‘consistency’.

Maar zijn ook goed in het nemen van rationele beslissingen. Beter dan mensen het kunnen. Het model dat mensen robots aansturen is dus een achterhaald model. Omgekeerd kan ook. Ook het oude productieprincipe, waarbij bedrijven produceren en klanten dat dan vervolgens kopen, is achterhaald. Een 3D-printer haalt dat gehele model onderuit.

De stap naar ‘artificial intelligence’ is klein. Het impliceert dat machines het werk van de mens op hoog niveau kunnen overnemen, inclusief de gevoelswereld. Toch stelt Prentice dat dit nooit zal gaan gebeuren. Ook niet in 2030. Aan de andere kant kunnen machines heel ingewikkeld werk beter doen dan mensen dat ooit zullen kunnen. Hij geeft het voorbeeld van het landen op een vliegdekschip, ’s nachts, met regen en hoge golven. Dat kunnen machines nu al veel beter dan mensen en de Amerikaanse marine overweegt om deze klus uitsluitend door robots te laten doen.

Deze robots zijn niet intelligent, maar goed in één specifieke moeilijke taak, en foutloos. We zullen nooit intelligente general purpose machines zien, die alles kunnen zoals mensen. Dat zal altijd het werkgebied van mensen blijven, stelt hij. Hij snijdt ook het onderwerp ‘digital ethics’ aan. Hoe je omgaat met de haast onbeperkte hoeveelheid gegevens, is straks cruciaal voor het succes van ondernemingen.

Een verkeerde stap op dit vlak is dodelijk. Temeer daar we altijd gezegd hebben dat security het domein van IT is. Dat is en was in zijn ogen een verkeerde beslissing. Digital ethics is een bussiness issue! Na de ‘digital business’ krijgen we te maken met de ‘algorithmic business’, ofwel ‘dingen die beslissingen nemen’. Doordat dit sneller en beter gebeurt dan mensen het kunnen, ontstaan nieuwe businessmodellen . Met straks 100 miljard dingen die beslissingen nemen en slechts 8 miljard mensen, is het effect duidelijk. Uiteindelijk ontstaan complete systemen die zelfstandig werken, zonder dat ze ons vragen welke actie genomen moet worden. In de gezondheidszorg worden de voorbeelden legio. Waar nu nog een dokter de uiteindelijke beslissing neemt, is dat straks steeds minder het geval.

De mens blijft wel uiteindelijk verantwoordelijk, want je kunt een machine niet voor het gerecht slepen. Alhoewel? Prentice sluit af met het voorbeeld dat een actiegroep in de USA het voor elkaar heeft gekregen dat Sandra, een Oerang Oetang in de dierentuin, volgens de rechter ‘human rights’ heeft. Gaan we dit soort processen straks ook over robots krijgen? Of is dit Hollywood?

En de gezondheidsector dan?
De healthcare-sector wordt sterk geraakt door digitalisering. Tijdens het Symposium verzorgde Tom Handler een belangwekkende presentatie met als titel ‘Key strategies for optimizing your EHR in care delivery’. Hij begon zijn verhaal met de bekende ontwikkelingen: vergrijzing, stijgende kosten, tekort aan artsen en verpleegkundigen, maar ook een steeds verdere digitalisering en robotisering. Een verschuiving van gegevens naar informatie.

Persoonlijke informatie die heel precies is en het mogelijk maakt om ziektes nauwkeurig te voorspellen. Deze ontwikkelingen zorgen voor een ander zorgsysteem. Om te beschrijven wat dat voor het EHR-platform gaat betekenen, grijpt Handler terug op het bekende Gartner volwassenheidsmodel. Zijn stelling is dat er nog geen generatie 5-systemen in de wereld zijn en dat we ook geen idee hebben wat dat precies is. Hij stelt dat toekomstige EPD-systemen niet alleen alle soorten zorg geïntegreerd moeten kunnen ondersteunen, maar dat daaraan nu ook ‘virtuele zorg’ moet worden toegevoegd, waarbij de patiënt op afstand behandeld wordt.

Bij ‘algorithmic medicine’ staat de dokter vaak langs de kant. De EPD-systemen moeten dit allemaal kunnen ondersteunen. Deze systemen zullen worden geleverd door ‘megasuite vendors’, zoals EPIC, Cerner en Intersystems. Deze megasuites hebben vier geïntegreerde basisfuncties: EHR, Revenu Cycle Management (RCM), Patient Access, en natuurlijk analytics. Handler denkt dat de ‘best of breed’-aanpak door gebrek aan openheid van de leveranciers van megasuites de komende vijf jaar niet zal gaan lukken. Daarmee zullen deze ‘megasuites’ voorlopig allesbepalend zijn en een ‘best of suite’-strategie voorschrijven, als je althans alle functionaliteit geïntegreerd wilt gebruiken. Deze systemen zullen niet alle functionaliteit gaan leveren en zorginstellingen zullen voorlopig behoefte houden aan een ERP-systeem.

Hij verwacht dat de megasuite vendors dezelfde ontwikkelingen zullen doormaken als ERP-leveranciers zoals SAP en Oracle hebben doorgemaakt in het bedrijfsleven, waarbij alle functionaliteit in één groot systeem is gepropt. Uiteindelijk bleek dat concept niet haalbaar, omdat gespecialiseerde bedrijven betere functionaliteit konden bieden.

Uiteindelijk is het ‘postmodern ERP’-systeem ontstaan. Dat is een Gartner-concept, waarbij het allesomvattende ERP-systeem ontmanteld wordt en een ‘core ERP’-systeem ontstaat. Handler verwacht een soortgelijke ontwikkeling in de zorg. ERP-systemen blijven in gebruik bij zorginstellingen, naast de megasuite. Maar nieuwe functionaliteit wordt door andere spelers aangeboden. Megasuite vendors zullen hun systemen uiteindelijk dus moeten ontsluiten, zodat andere software kan worden aangesloten. Voorlopig verzetten de megasuite vendors zich tegen deze ontwikkeling, maar het is volgens Handler onontkoombaar.

Handler stelt dat het ‘personal health and welness platform’ onafhankelijk ontwikkeld zal worden en niet in beheer van zorginstellingen zal zijn. Denk hierbij aan de discussie die in Nederland gaande is rond het PGD. Ook het ‘Payer System’ zal apart blijven. En hij pleit er ten slotte voor om training verplicht te stellen voor zorgprofessionals. Het is volgens hem ’te gek voor woorden’ dat medewerkers door gebrek aan training en opleiding soms onvoldoende kunnen omgaan met systemen.

 

Gerelateerde berichten...